ECLI:NL:RBDHA:2024:2528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
SGR 22/6971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak op bezwaar inzake WOZ-waarde en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van de woning op 1 januari 2021 was vastgesteld op € 240.000. Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de belanghebbende niet aanwezig, maar zijn gemachtigde had wel een verzoek tot uitstel ingediend vanwege ziekte, wat door de rechtbank werd afgewezen.

De rechtbank constateerde dat partijen voorafgaand aan de zitting overeenstemming hadden bereikt over de waarde van de woning, die op de waardepeildatum op € 219.000 moest worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de uitspraak op bezwaar, waarbij de waarde van de woning werd verlaagd tot € 219.000. De rechtbank oordeelde ook over de proceskostenvergoeding voor het in bezwaar ingebrachte woningwaarderapport. De belanghebbende claimde een vergoeding van € 128,26, maar de rechtbank oordeelde dat de tijdsbesteding voor het rapport niet meer dan 10 minuten was, waardoor de vergoeding werd vastgesteld op € 10,69.

Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, die op € 373,50 werden vastgesteld. De rechtbank bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking en dat de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/6971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats], belanghebbende
(gemachtigde: (G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 3 oktober 2022 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het kalenderjaar 2022 is vastgesteld op € 240.000 (de beschikking).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2024.
Belanghebbende is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1], [naam 2], en [naam 3].

Overwegingen

Verzoek tot uitstel van de zitting

1. De gemachtigde van belanghebbende heeft de ochtend van de zitting schriftelijk aan de rechtbank bericht dat hij vanwege ziekte niet aanwezig is bij de zitting, daarbij heeft hij tevens een verzoek tot uitstel ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, nu het op de weg van gemachtigde had gelegen zorg te dragen voor vervanging. Dat gemachtigde geen vervanging kon regelen, komt, gelet op de omvang van diens organisatie, voor zijn rekening en risico.
Beoordeling van het geschil
2. Uit de stukken van het geding blijkt dat partijen voorafgaand aan de behandeling ter zitting overeenstemming bereikt over het feit dat de waarde in het economisch verkeer van de woning op de waardepeildatum dient te worden vastgesteld op € 219.000. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
3. Gelet hierop verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank vermindert de waarde van de woning tot een bedrag van € 219.000 en vermindert de daarop gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een naar een waarde van € 219.000. Tussen partijen is enkel de hoogte van de te vergoeden (proces)kosten in geschil. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende recht heeft op vergoeding voor het in bezwaar ingebrachte woningwaarderapport.
4. Belanghebbende stelt dat, gelet op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, recht bestaat op een vergoeding van € 128,26 voor het in bezwaar ingebrachte woningwaarderapport. De heffingsambtenaar stelt primair dat er geen recht bestaat op de kostenvergoeding, omdat het rapport niet aan te merken is als deskundigenrapport. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat over dat standpunt in een andere zaak hoger beroep is ingesteld. Hij heeft (subsidiair) de rechtbank verzocht aan te sluiten bij de uitspraken van de meervoudige kamer van rechtbank Den Haag van 19 december 2023 waarin voor het woningwaarderapport een tijdsbesteding van 10 minuten redelijk wordt geacht. [1]
5. Nu niet aannemelijk is geworden dat de taxateur van belanghebbende meer dan een geringe hoeveelheid tijd aan het rapport heeft besteed, acht een tijdsbesteding van tien minuten redelijk en stelt de vergoeding voor de kosten van het woningwaarderapport daarom vast op (afgerond) € 10,69 (1/6 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw). [2]
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, veroordeelt de rechtbank de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt het gewicht in deze zaak vast op 0,25 (licht), gelet op de eenvoud van de zaak, de (zeer geringe) werkbelasting van de gemachtigde en het geringe belang van de zaak. De rechtbank stelt alsdan de te vergoeden kosten op grond van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 373,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 310 (tarief 2024), 1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 875 (tarief 2024) met een wegingsfactor van 0,25).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de uitspraak op bezwaar;
 wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 219.000;
 vermindert de aanslag onroerende-zaakbelastingen tot een berekend naar een waarde van € 219.000;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
 veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten voor het woningwaarderapport tot een bedrag van € 10,69;
 veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 373,50;
 draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van J.C.W. Wahls, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag 19 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21602.
2.