ECLI:NL:RBDHA:2024:2527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en vergoeding woningwaarderapport
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning en de vergoeding voor een woningwaarderapport. De belanghebbende, vertegenwoordigd door G. Gieben, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 469.000, die door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag was vastgesteld voor het kalenderjaar 2022. Na bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 449.000. De rechtbank heeft op 17 januari 2024 een zitting gehouden, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde had verzocht om uitstel vanwege ziekte, wat door de rechtbank werd afgewezen.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan met betrekking tot de verstrekking van informatie in de bezwaarfase. De belanghebbende had verzocht om een vergoeding van € 128,26 voor het woningwaarderapport, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de tijdsbesteding voor het rapport niet meer dan 10 minuten was, waardoor de vergoeding op € 10,69 werd vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor wat betreft de kostenvergoeding voor het woningwaarderapport, en de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 218,75. De rechtbank heeft ook bepaald dat de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.