ECLI:NL:RBDHA:2024:2439
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een terugkeerbesluit en inreisverbod voor een vreemdeling na veroordeling voor verkrachting
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een vreemdeling van Bengalese nationaliteit, tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar. Eiser had eerder een verblijfsvergunning onder de beperking 'studie', maar deze werd op 8 maart 2022 ingetrokken. Dit besluit, dat eiser opdroeg Nederland en de EU binnen vier weken te verlaten, is in rechte vast komen te staan. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Op 13 juli 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod opgelegd, wat aanleiding gaf tot het onderhavige beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 6 juni 2023 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden wegens verkrachting. Dit feit heeft geleid tot de conclusie dat eiser een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk is, omdat dit besluit onverplicht en ten overvloede is genomen. Het beroep tegen het inreisverbod is ongegrond, omdat de rechtbank voldoende gemotiveerd acht dat de persoonlijke gedragingen van eiser een actuele bedreiging voor de samenleving vormen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, aangezien hij Nederland heeft verlaten. Desondanks heeft de rechtbank het beroep ontvankelijk verklaard, omdat het inreisverbod rechtsgevolgen heeft die van kracht blijven na zijn vertrek. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht het inreisverbod heeft opgelegd en dat er geen strijd is met artikel 8 van het EVRM, aangezien er geen beschermenswaardig privé- of gezinsleven is aangetoond. De rechtbank verklaart het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond.