ECLI:NL:RBDHA:2024:2424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
23/3090
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die van 1 mei 2019 tot 31 oktober 2019 als verzorgende IG werkte, meldde zich op 15 april 2020 ziek met psychische klachten en zwangerschapsvergiftiging. Na een periode van ziekte ontving zij verschillende uitkeringen, maar haar aanvraag voor een WIA-uitkering werd op 19 december 2022 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 28 maart 2023 ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep ging.

De rechtbank heeft de zaak op 19 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en vastgesteld dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van eiseres, die lijdt aan fibromyalgie en CVS, correct is uitgevoerd. Eiseres heeft in beroep aanvullende medische informatie ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie niet leidt tot een andere conclusie over haar beperkingen op de datum in geding, 19 oktober 2022.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b de beperkingen van eiseres adequaat heeft beoordeeld en dat de functies die aan haar zijn toegewezen passend zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres minder dan 35% is, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering terecht was. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3090

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.C. de Bie),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

In het besluit van 19 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per
19 oktober 2022 een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 28 maart 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en medische stukken ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift en twee rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiseres werkte van 1 mei 2019 tot 31 oktober 2019 als verzorgende IG voor gemiddeld 33,73 uur per week bij [stichting] . Op deze functie is het maatmaninkomen gebaseerd. Op 15 april 2020 meldde zij zich vanuit de Werkloosheidswet (WW) ziek met psychische klachten en zwangerschapsvergiftiging. De lichamelijke klachten houden verband met CVS en fibromyalgie. Op 6 juli 2020 is eiseres bevallen van een zoon. Zij ontving vanaf 1 juli 2020 tot en met 20 oktober 2020 een uitkering op grond van de Wet Arbeid en Zorg (Wazo). Eiseres meldde zich aansluitend ziek met toegenomen gewrichtsklachten, fibromyalgieklachten en rugklachten. Hierna ontving zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Op 17 mei 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
1.2
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 12 december 2022 door een verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Deze arts heeft een rapport opgesteld en de beperkingen van eiseres vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
12 december 2022.
1.3
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens een onderzoek verricht. Hij vindt eiseres aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage 0%. Eiseres heeft daarom geen recht op een WIA-uitkering. Verweerder heeft hierna het primaire besluit genomen waarin dit staat vermeld.
1.4
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 8 maart 2023 de belastbaarheid van eiseres heroverwogen. Hij heeft eiseres op 7 maart 2023 op het spreekuur gezien. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat de eerste verzekeringsarts de belastbaarheid van eiseres correct heeft weergegeven in de FML van 12 december 2023. Hij wijkt dus niet af van het medisch oordeel van de eerste verzekeringsarts.
1.5
De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van de FML een herbeoordeling verricht. De functies die de eerste arbeidsdeskundige voor eiseres heeft geselecteerd, vindt de arbeidsdeskundige b&b ook geschikt. Wel heeft de arbeidsdeskundige b&b het maatmanloon opnieuw berekend, op basis waarvan het arbeidsongeschiktheidspercentage is bijgesteld naar 25,57%. Omdat dit (nog steeds) minder is dan 35% heeft verweerder in het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunt van eiseres
2.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij op lichamelijk gebied meer beperkt is dan door verweerder is aangenomen. Zij kampt met fibromyalgie en CVS. Eiseres stelt sinds augustus 2022 veel pijn in haar handen te hebben. Zo kak zij haar vingers nauwelijks bewegen. Hierdoor kan zij geen kracht zetten en kan zij bepaalde bewegingen niet of nauwelijks uitvoeren. Zij laat daarnaast regelmatig dingen uit haar handen vallen omdat haar handen ineens verstijven. Ook slaapt zij slecht door de pijn. Zij vindt dat er in de FML onvoldoende rekening is gehouden met de handklachten, zoals voor het hand- en vingergebruik, voor het werken met toetsenbord en muis en het maken van schroefbewegingen. Ook vindt eiseres dat op zowel energetische als preventieve gronden een urenbeperking geïndiceerd is.
2.2
Eiseres vindt verder dat onvoldoende rekening is gehouden met de psychische klachten die zij heeft. Zij heeft de indruk dat de medische informatie van de GZ-psycholoog niet in bezwaar is meegewogen. Hierdoor zijn haar psychische klachten en de beperkingen die hierop betrekking hebben onderschat. Het gaat om de brief van GZ-psycholoog
I. Bramsen van 9 december 2021. Deze brief heeft eiseres in beroep nogmaals overgelegd.
Eiseres heeft in beroep ook aanvullende medische informatie verstrekt. Hierbij gaat het om het behandelplan van GZ-psycholoog A.E. van Zwieten, opgesteld na de intake van 10 mei 2023 en de brief van deze psycholoog van 8 augustus 2023. Eiseres wijst erop dat uit deze brief blijkt dat sprake is van een GAF-score van 50 en dat eiseres verwezen dient te worden naar de specialistische GGZ. Hieruit valt af te leiden dat sprake is van een ernstige depressie waarmee onvoldoende rekening is gehouden met het opstellen van de FML.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 19 oktober 2022 is. Dit is de datum in geding.
4.1
Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
4.2
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Is de medische beoordeling juist geweest?
Zorgvuldigheid van het medische onderzoek
5. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De eerste verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres uitgebreid psychisch en lichamelijk onderzocht. Zij heeft kennis genomen van de beschikbare medische informatie. Ook de verzekeringsarts b&b heeft eiseres op het spreekuur gezien en dossierstudie verricht. Hij heeft kennis genomen van de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie, waarbij het gaat om een verwijsbrief van de praktijkondersteuner GGZ van 26 januari 2023 en een brief van de internist van 23 december 2021. Voor zover de verzekeringsarts b&b in de bezwaarfase de brief van GZ-psycholoog Bramsen van 9 december 2021 niet heeft gezien, leidt dit niet tot het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig was. De verzekeringsarts b&b was bekend met de behandeling die in 2021 op psychisch gebied heeft plaatsgevonden. Dit blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts b&b waarin vermeld staat dat het ging om een afgeronde EMDR behandeling. In het rapport staan verder zowel de lichamelijke als de psychische klachten op heldere wijze vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dit betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling; lichamelijke klachten
6.1
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres met betrekking tot de beperkingen die zij van toepassing vindt, in beroep nagenoeg dezelfde gronden heeft aangevoerd als in bezwaar. De verzekeringsarts b&b heeft op die gronden gereageerd in het rapport van
8 maart 2023. De rechtbank ziet in de (herhaalde) stelling van eiseres dat zij op diverse items in de FML (verdergaand) beperkt is te achten en zij veel last heeft van de door haar genoemde klachten, geen aanleiding de reactie van de verzekeringsarts b&b hierop voor onjuist te houden. De verzekeringsarts b&b heeft uiteengezet dat geen sprake is van de situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ omdat eiseres niet voldoet aan de hiervoor geldende (strikte) criteria. Verder is op heldere wijze gemotiveerd dat er naar medisch objectiveerbare maatstaven gemeten geen reden is om de door eiseres geclaimde veel verdergaande beperkingen over te nemen. Eiseres is beperkt geacht voor zware belasting voor arbeid. Er zijn hiervoor diverse (lichte) beperkingen opgenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden van de FML. In zoverre is rekening gehouden met de CVS en fibromyalgie. Verder heeft de verzekeringsarts b&b afdoende gemotiveerd waarom er geen reden is om voor de handklachten verdergaande beperkingen aan te nemen. Deze klachten, zoals verstijving, de vingers nauwelijks kunnen bewegen en geen kracht kunnen zetten, zijn zowel bij het lichamelijk onderzoek van de eerste verzekeringsarts als bij dat van de verzekeringsarts b&b niet waargenomen. Er is daarom geen objectivering van die klachten. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit het tegendeel blijkt.
De psychische klachten
6.2
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd dat er op de datum in geding passende psychische beperkingen zijn vastgesteld. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b leidt de rechtbank af dat eiseres na het onderzoek van de eerste verzekeringsarts en na de datum in geding, namelijk in januari 2023, weer is doorverwezen voor psychiatrische diagnostiek en behandeling. Jeugdproblemen kwamen terug en ook de stemmingsklachten. Rond de datum in geding was echter sprake van maandelijkse gesprekken met de praktijkondersteuner GGZ die (nog) niet wezen op een ernstige depressie. Dit komt overeen met hetgeen in het rapport van de eerste verzekeringsarts van 12 december 2022 staat vermeld, namelijk dat er per einde wachttijd geen ernstige psychopathologie speelt. Eiseres had tijdens het spreekuur van de eerste verzekeringsarts ook aangegeven dat er (op dat moment) geen sprake was van psychische problemen. De rechtbank vindt daarom dat eiseres met de beperkingen die op psychisch gebied in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML zijn vastgesteld, niet tekort is gedaan.
6.3
De door eiseres in beroep overgelegde medische informatie van GZ-psycholoog Van Zwieten leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat eiseres op psychisch gebied beperkter dient te worden geacht dan verweerder heeft gedaan. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts b&b in de nadere rapporten van 25 juni en 27 september 2023 voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reden is om met betrekking tot de datum in geding (19 oktober 2022) een ander standpunt in te nemen. De medische informatie van de
GZ-psycholoog heeft geen betrekking op die datum. Daarbij komt dat een GAF-score niet zonder meer bepalend is voor het aannemen van beperkingen. Een GAF-score dient als indicatie bij het beoordelen van het verloop van een medische behandeling en niet ter vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetten. [1]
6.4
Het vorenstaande betekent dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust.
Arbeidskundige beoordeling
7. De rechtbank heeft tot slot de functies bestudeerd die door de eerste arbeidsdeskundige zijn geselecteerd voor eiseres en die door de arbeidsdeskundige b&b zijn goed bevonden. Er zijn geen aanwijzingen dat deze functies, die zijn geduid aan de hand van de beperkingen van eiseres in de FML, niet geschikt voor eiseres zouden zijn. Zij heeft hiertegen ook geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
Conclusie
8. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden per de datum in geding (19 oktober 2022) een WIA-uitkering is geweigerd omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2168, en 14 oktober 2015 ECLI:NL:CRVB:2015:3549.