ECLI:NL:RBDHA:2024:2380
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van EU-verblijfsrecht en ongewenstverklaring van een Poolse onderdaan na veroordelingen voor misdrijven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, een Poolse onderdaan, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin het bezwaar van eiser tegen de beëindiging van zijn EU-verblijfsrecht kennelijk ongegrond is verklaard. Eiser is geboren in 1983 en heeft sinds 2014 met onderbrekingen in Nederland verbleven. In 2021 heeft de staatssecretaris het voornemen geuit om zijn verblijfsrecht te beëindigen, gebaseerd op meerdere veroordelingen voor misdrijven. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris heeft dit bezwaar in het bestreden besluit opnieuw ongegrond verklaard, met de stelling dat eiser een actuele en ernstige bedreiging vormt voor de samenleving.
Tijdens de zitting op 8 februari 2024 is eiser niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn bezwaarschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit terecht is genomen, ondanks de bezwaren van eiser over het ontbreken van een hoorzitting en de verwijzing naar zijn justitiële documentatie. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.