ECLI:NL:RBDHA:2024:2371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
NL24.4649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet met betrekking tot Dublinverordening en risico op onttrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, een Beninse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 7 februari 2024 was genomen. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 14 februari 2024, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende inspanningen had verricht om contact op te nemen met de voorkeursadvocaat van eiser, ondanks dat er geen contact was gelegd via een 06-nummer. De rechtbank concludeerde dat er een concreet aanknopingspunt was voor de toepassing van de Dublinverordening en dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4649

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. D. Schaap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 14 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.M. van der Boom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren in [geboortedatum] en de Beninse nationaliteit te hebben.
2. Eiser voert aan dat sprake is van een gebrek in het voortraject. Verweerder heeft onvoldoende inspanningen verricht om contact op te nemen met eisers voorkeursadvocaat. Verweerder heeft uitsluitend om 7.00u gebeld naar een vast nummer van de voorkeursadvocaat, waarbij niet werd opgenomen. Het is de gemachtigde van eiser bekend dat de voorkeursadvocaat op een piketlijst voor bewaringszaken staat. Niet is gebleken dat verweerder vervolgens heeft geprobeerd te bellen naar een 06-nummer van de voorkeursadvocaat. In dat kader verwijst hij naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 29 december 2023. [1]
3. De rechtbank is van oordeel dat op dit punt geen sprake is van een gebrek in het voortraject. Eiser heeft namelijk niet concreet aannemelijk gemaakt dat verweerder in dit geval beschikte of eenvoudig kon beschikken over andere contactgegevens waarmee de voorkeursadvocaat tijdig hadden kunnen worden ingeschakeld. De enkele mededeling dat de voorkeursadvocaat op een piketlijst staat, is daartoe onvoldoende, omdat de desbetreffende advocaat de daarop te vermelden gegevens zelf aanlevert. Het beroep op de uitspraak van zittingsplaats Utrecht treft geen doel, nu in die zaak geen enkele inspanning was geleverd om contact op te nemen met de voorkeursadvocaat. In onderhavige zaak heeft verweerder gebeld naar het vaste nummer en opgemerkt dat het niet mogelijk was om een voicemail achter te laten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende inspanningen heeft verricht om contact op te nemen met eisers voorkeursadvocaat.
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder terecht vastgesteld dat een concreet aanknopingspunt bestaat dat de Dublinverordening op eiser van toepassing is. Om die reden heeft verweerder terecht artikel 59a, eerste lid, van de Vw aan de maatregel ten grondslag gelegd.
5. Volgens verweerder bestaat er een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
 3 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
 3 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt met betrekking tot zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
 3 3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
 3 3l. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen, hem op zijn initiatief een termijn is gesteld om uit eigen beweging te vertrekken naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek, en hij niet uit eigen beweging binnen deze termijn is vertrokken;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
 4 4a. zich niet aan één of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
 4 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
 4 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware gronden feitelijk juist zijn. Verweerder heeft daarnaast voldoende toegelicht dat de lichte gronden bijdragen aan een significant risico op onttrekking aan het toezicht. De zware en lichte gronden konden daarom ten grondslag aan de maatregel worden gelegd en kunnen de maatregel ook dragen. Verweerder heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om eerder genoemd risico te ondervangen. Niet is gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien eiser niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen.
7. Voor zover eiser stelt dat een verslag van een vertrekgesprek van 14 december 2023 in het digitale dossier van de rechtbank ontbreekt, heeft verweerder ter zitting toegelicht dat van dit gesprek geen verslag is gemaakt. Verweerder heeft daarbij toegelicht dat in het gesprek van 14 december 2023 alleen is meegedeeld aan eiser dat een vlucht naar Spanje is aangezegd, waarop eiser te kennen heeft gegeven niet naar Spanje te willen vertrekken. Dat van dit gesprek geen verslag is gemaakt, leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een gebrek.
8. Ook is er verder geen reden om de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig te achten.
9. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.