ECLI:NL:RBDHA:2024:2361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
C/09/660057/KG RK 24-107
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve grond voor partijdigheid

Op 26 februari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoekster in een kort geding procedure. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. A.J. Japenga, kantonrechter in de rechtbank, en was gebaseerd op de bewering van vooringenomenheid. De verzoekster stelde dat de rechter te snel de spoedeisendheid van de zaak had aangenomen en dat haar houding tijdens de zitting de schijn van partijdigheid wekte. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de inhoud van een voorlopig oordeel geen grond voor wraking kan opleveren en dat klachten over de wijze van bejegening door de rechter niet onder de wrakingsprocedure vallen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de objectieve onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het wrakingsverzoek is dan ook afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/1
zaak- /rekestnummer: C/09/660057 / KG RK 24-107
Beslissing van 26 februari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J. Japenga,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 12 januari 2024 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- een aanvullende e-mail van 24 januari 2024 van de gemachtigde en
- de schriftelijke reactie van 2 februari 2024 van de rechter.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.
1.3.
Op 12 februari 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verzoekster verschenen, bijgestaan door [gemachtigde 1] . Eveneens is verschenen [wederpartij in de hoofdzaak] , bijgestaan door [gemachtigde 2] , de wederpartij in de hoofdzaak. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 10818177 \ RL EXPL 23-19812 tussen verzoekster en [wederpartij in de hoofdzaak] . Deze zaak betreft een kort geding- procedure in een huurgeschil tussen partijen.
2.2.
De gemachtigde van verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting het volgende aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegd:
“Ik wraak u, de wrakingsgrond heeft betrekking op vooringenomenheid nu de kantonrechter,
gelet op het gevoerde verweer inzake de spoedeisendheid, bij het geven van het voorlopig
oordeel, te snel die spoedeisendheid heeft aangenomen.”
2.3.
De gemachtigde van verzoekster heeft het wrakingsverzoek bij de mondelinge behandeling toegelicht en voorts (samengevat) het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd.
Het gaat niet alleen om het oordeel van de rechter, maar ook over haar houding tijdens de zitting. Verzoekster had het idee dat de rechter snel door de zitting heen wilde. Het ging over stukken die laat waren ingediend. De rechter heeft geschorst om belangrijke stukken nog te lezen. De rechter heeft op een aanvallende manier vragen gesteld. Daardoor is de schijn van partijdigheid ontstaan.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoekster vindt de rechter vooringenomen omdat deze, gelet op het gevoerde verweer inzake de spoedeisendheid, bij het geven van het voorlopig oordeel, te snel die spoedeisendheid heeft aangenomen.
3.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat de inhoud van een voorlopig oordeel geen grond voor wraking kan opleveren. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een (voorlopig) oordeel. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat de ter zitting genoemde klachten van verzoekster betrekking hebben op de manier waarop de rechter de zaak ter zitting heeft behandeld. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure in beginsel niet bedoeld. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in de (wijze van) behandeling (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
3.5.
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de onder 2.1. vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar gemachtigde [gemachtigde 1] ;
• de wederpartij in de hoofdzaak p/a [gemachtigde 2] ;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Nijenhuis, E.E. Schotte, S.M. Krans, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Ferwerda en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.