Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
26 februari 2024.
Rechtbank Den Haag
Op 26 februari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoekster in een kort geding procedure. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. A.J. Japenga, kantonrechter in de rechtbank, en was gebaseerd op de bewering van vooringenomenheid. De verzoekster stelde dat de rechter te snel de spoedeisendheid van de zaak had aangenomen en dat haar houding tijdens de zitting de schijn van partijdigheid wekte. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de inhoud van een voorlopig oordeel geen grond voor wraking kan opleveren en dat klachten over de wijze van bejegening door de rechter niet onder de wrakingsprocedure vallen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de objectieve onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het wrakingsverzoek is dan ook afgewezen, en de procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.