In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.E. Muller, beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie, die haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid had afgewezen. Eiseres maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank, na een verzoek van de minister om aanhouding van de zaak, op 22 maart 2023 een nieuw inwilligend besluit ontvangen van de minister, waardoor de eerdere afwijzing is ingetrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen procesbelang meer is voor eiseres, aangezien het doel van haar beroep met het nieuwe besluit is bereikt. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres had verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat is toegewezen, en de rechtbank heeft de proceskosten die eiseres heeft gemaakt vastgesteld op € 2069,-, die door de minister moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 11 september 2024.