ECLI:NL:RBDHA:2024:23327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11395552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen

Op 5 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen de besloten vennootschap AT B.V. en een verwerende partij, vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden. AT verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, primair wegens ernstig verwijtbaar handelen en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter oordeelde dat AT voldoende belang had bij het verzoek, ondanks de tegenwerping van de verwerende partij dat dit belang ontbrak. De kantonrechter beoordeelde vervolgens of het gedrag van de verwerende partij als ernstig verwijtbaar kon worden gekwalificeerd. Dit was het geval, aangezien de verwerende partij op 11 oktober 2024 zijn werkplek zonder toestemming had verlaten en zich op een agressieve manier had uitgelaten over een personeelskwestie, wat leidde tot een gevoel van bedreiging bij zijn leidinggevenden. De kantonrechter concludeerde dat dit gedrag een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 januari 2025, zonder recht op een transitievergoeding, en de verwerende partij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
Zaaknummer: 11395552 \ RP VERZ 24-50643
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 5 december 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AT B.V.,
te Den Haag,
verzoekende partij,
hierna te noemen: AT,
gemachtigde: mr. J.N. Huyzer,
tegen
[verwerende partij],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verwerende partij] ,
gemachtigde: mr. A.J. Tavasszy.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Den Haag.
De zaak wordt behandeld door mr. O. van der Burg, kantonrechter, en mr. M.H.I. Pot als griffier.
Aanwezig zijn:
- namens AT, [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door mr. J.N. Huyzer;
- [verwerende partij] in persoon, bijgestaan door mr. A.J. Tavasszy.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.Beoordeling

Het verzoek
1.1.
AT verzoekt de tussen haar en [verwerende partij] gesloten arbeidsovereenkomst te ontbinden. Primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten (e- grond), subsidiair wegens een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond) en meer subsidiair wegens de cumulatiegrond (i-grond).
Belang verzoek
1.2.
[verwerende partij] heeft aangevoerd dat AT geen belang (meer) heeft bij het ontbindingsverzoek. Anders dan [verwerende partij] stelt, heeft AT naar het oordeel van de kantonrechter een belang bij het indienen van het verzoekschrift. Het enkele feit dat AT gelet op de omstandigheden van het geval deze kwestie ten opzichte van haar personeel als voorbeeld wil stellen, maakt naar het oordeel van de kantonrechter immers al dat AT een gerechtvaardigd belang heeft bij dit verzoek.
Ernstig verwijtbaar handelen
1.3.
Voorts dient beoordeeld te worden of het gedrag van [verwerende partij] kan worden gekwalificeerd als (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder e Burgerlijk Wetboek (BW). Daarbij is van belang of AT voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gedrag van [verwerende partij] zodanig aan hem toe te rekenen is dat van AT als werkgever niet kan worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] laat voortduren. De kantonrechter is van oordeel dat AT dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt.
1.4.
De kantonrechter ziet allereerst geen aanleiding om aan de juistheid van de door AT in het geding gebrachte gespreksverslagen te twijfelen, zodat de inhoud daarvan als vaststaand zal worden aangenomen. [verwerende partij] heeft tegen die gespreksverslagen onvoldoende feitelijk onderbouwd verweer gevoerd.
1.5.
Op 11 oktober 2024 heeft de volgende situatie zich voorgedaan. [verwerende partij] heeft zijn werkplek in Den Haag onder werktijd verlaten en is met de scooter naar het filiaal in Leidschendam gereden. [verwerende partij] is, terwijl hij daar niet werkzaam was en daar ook niet behoorde te zijn, samen met twee andere collega’s de winkel in Leidschendam ingegaan en is vervolgens doorgelopen naar de kantine waar [naam 3] (HR manager, hierna: [naam 3] ) en [naam 4] (area manager, hierna: [naam 4] ) op dat moment aanwezig waren. Kort daarvoor hadden [naam 3] en [naam 4] een gesprek met winkelmedewerker [naam 5] (hierna: [naam 5] ) waarin zij haar hebben medegedeeld dat zij zal worden overgeplaatst naar een filiaal in Rotterdam. Uit de gespreksverslagen leidt te kantonrechter af dat [verwerende partij] zich tegenover [naam 3] en [naam 4] , terwijl hij de uitgang van de kantine blokkeerde, op een agressieve/luide toon heeft uitgelaten over de personeelskwestie met [naam 5] . [verwerende partij] voelde zich vanwege zijn rol binnen AT naar eigen zeggen geroepen om voor [naam 5] op te komen, maar [verwerende partij] heeft daarbij in het geheel geen oog gehad voor het feit dat [naam 3] en [naam 4] zich zeer (voor [verwerende partij] kenbaar) bedreigd hebben gevoeld door de manier waarop hij zijn ongenoegen over de personeelskwestie, waar hij feitelijk niks mee te maken had, heeft geuit. [verwerende partij] , werkzaam als Store Manager in Den Haag, had op dat moment niks te zoeken in het filiaal in Leidschendam.
1.6.
Geconcludeerd wordt dat de manier waarop [verwerende partij] zich op 11 oktober 2024 tegenover zijn collega’s (van filiaal in Leidschendam) heef gedragen, een dringende reden voor ontslag is en gekwalificeerd kan worden als ernstig verwijtbaar handelen, op grond waarvan van AT in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verwerende partij] te laten voortduren. Daarbij is niet alleen meegewogen de ernst het gedrag van [verwerende partij] , maar ook het feit dat [verwerende partij] een leidinggevende functie heeft en daarmee dus een voorbeeldrol voor anderen vervult. Van een leidinggevende kan dergelijk gedrag niet worden geaccepteerd, zoals AT terecht heeft aangevoerd. Er is dus een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder e BW. Het verzoek tot ontbinding wordt daarom toegewezen.
Datum einde arbeidsovereenkomst
1.7.
Vanwege de ernstige verwijtbaarheid aan de kant van [verwerende partij] wordt gelet op het bepaalde artikel 7:671b lid 9 BW aanleiding gezien om bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn en de duur van de procedure. De ontbinding zal daarom worden bepaald op 1 januari 2025.
Geen transitievergoeding
4.8.
Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, heeft [verwerende partij] gelet op artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW in geen recht op een transitievergoeding.
Proceskosten
1.8.
[verwerende partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van AT worden begroot op:
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.079,00

2.Beslissing

De kantonrechter:
2.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2025;
2.2.
veroordeelt [verwerende partij] in de proceskosten ter hoogte van € 1.079,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verwerende partij] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend;
2.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. O. van der Burg en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.