ECLI:NL:RBDHA:2024:23305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
NL24.27289 en NL24.27290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Algerijnse vreemdeling en de zorgvuldigheid van het nader gehoor

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. Eiser heeft op 17 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie op 30 juni 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat eiser niet op een zorgvuldige wijze is gehoord. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvragen zijn niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank stelt vast dat eiser in maart 2023 niet met onbekende bestemming is vertrokken, maar in detentie zat. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiser en dat het plegen van delicten niet automatisch afbreuk doet aan de noodzaak voor internationale bescherming. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.27289 en NL24.27290
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser]

geboren op [geboortedatum] 1989, van Algerijnse nationaliteit, eiser en verzoeker (eiser)
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister [1]
(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank en de voorzieningenrechter (de rechtbank) het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1
Eiser heeft op 17 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 30 juni 2024 de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.2
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep en de voorlopige voorziening op 26 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Lazar als tolk in de Algerijns-Arabische taal en de gemachtigde van de minister.
Voorgeschiedenis
2. Eiser heeft op 28 mei 2021 voor het eerst asiel aangevraagd. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 6 juli 2021 niet in behandeling genomen omdat Spanje daarvoor verantwoordelijk was. Het daartegen ingestelde beroep is met de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Overijssel van 4 oktober 2021 ongegrond verklaard. [2] De Afdeling [3] heeft op 20 oktober 2021 de uitspraak van de rechtbank bevestigd. [4] Eiser is vervolgens op 23 november 2021 met onbekende bestemming vertrokken waardoor de overdrachtstermijn met achttien maanden is verlengd.
2.1
Op 1 december 2022 heeft eiser een nieuwe asielaanvraag ingediend. Op dezelfde dag heeft de minister beslist dat de overdracht aan Spanje niet achterwege wordt gelaten omdat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die een belemmering daarvoor vormen. De voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht heeft op
6 december 2021 de voorlopige voorziening van eiser tegen de feitelijke overdracht afgewezen. [5] Een dag later is eiser overgedragen aan Spanje.
2.2
Eiser heeft op 25 december 2022 opnieuw een asielaanvraag ingediend. Op grond van deze asielaanvraag is eiser opgenomen in de nationale procedure. Eiser is op 8 maart 2023 in detentie geplaatst. De minister heeft deze asielaanvraag met het besluit van 12 mei 2023 buiten behandeling gesteld omdat uit informatie van het COa [6] , en ook uit informatie van de korpschef van het regionaal politiekorps zou zijn gebleken dat eiser op
22 maart 2023 met onbekende bestemming was vertrokken. Met dit besluit heeft de minister ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser opgelegd.
2.3
Eiser is op 7 juli 2023 vrijgekomen uit detentie en heeft op 17 juli 2023 wederom verzocht om asiel. Eiser is toen geplaatst in een PBL [7] , een vrijheidsbeperkende locatie, in Ter Apel. Tijdens het aanmeldgehoor van 24 juli 2023 heeft eiser verklaard dat hij op 22 maart 2023 niet met onbekende bestemming was vertrokken, maar dat hij in detentie zat. [8] Aan het einde van het aanmeldgehoor heeft eiser aan de gehoormedewerker gevraagd waarom hij in een vrijheidsbeperkende locatie is geplaatst. Omdat de gehoormedewerker geen antwoord kon geven op deze vraag, heeft eiser verklaard dat hij niet langer opgesloten wil zijn. Ook heeft eiser gevraagd of zijn asielaanvraag zal worden behandeld als hij de opvanglocatie verlaat. [9] Eiser heeft verder bevestigend gereageerd op het aanbod om gebruik te maken van het medisch onderzoek.
2.4
Eiser is op 25 juli 2023 uitgenodigd voor een nader gehoor op 1 augustus 2023 om 9.30 in Ter Apel. Eiser heeft de PBL op 28 juli 2023 zonder toestemming verlaten en kreeg daarna geen toegang meer tot de opvang. Omdat eiser de PBL heeft verlaten en niet is verschenen voor het nader gehoor, heeft de minister de asielaanvraag met het besluit van 7 augustus 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft dit gedaan als gevolg van een andere werkwijze die eind 2022 proefondervindelijk is ingevoerd. [10] Het hiertegen gerichte beroep is op 21 november 2023 gegrond verklaard en het besluit van 7 augustus 2023 is vernietigd. [11] De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister onvoldoende informatie heeft om een inhoudelijk oordeel te geven over het asielrelaas omdat geen nader gehoor heeft plaatsgevonden, terwijl een wettelijke basis voor deze werkwijze ontbreekt. [12] De minister is opgedragen opnieuw op de asielaanvraag te beslissen. Ook is aan de minister opgedragen om onderzoek te doen naar de redenen waarom eiser niet bij het nader gehoor is verschenen. Het hoger beroep van de minister tegen de uitspraak van 21 november 2023 is op 21 augustus 2024 ongegrond verklaard. [13]
2.5
Eiser heeft op 17 oktober en 18 december 2023 het COa schriftelijk verzocht om toegelaten te worden tot de reguliere opvang. Omdat het COa weigerde eiser toe te laten tot de reguliere opvang en hem onder andere op 21 december 2023 mondeling enkel een plek werd aangeboden in de PBL, is hij op 28 december 2023 in beroep gegaan tegen deze mededeling. Deze rechtbank, zittingsplaats Groningen heeft in de uitspraak van 1 maart 2024 geoordeeld dat de pilot waarbij is gewerkt met de vrijheidsbeperkende PBL’s waar eiser in is geplaatst, geen voldoende wettelijke grondslag heeft. Onder die omstandigheid kon het COa eiser niet voor de keuze stellen om opvang in een PBL te gebruiken of geen opvang te krijgen. [14] Naar aanleiding van deze uitspraak worden er geen asielzoekers meer in de PBL geplaatst. [15]
2.6
Eiser is op 10 april 2024 weer in detentie geplaatst. Op vrijdag 19 april 2024 om 14:02 heeft de gemachtigde van eiser bericht gekregen van de IND [16] dat eiser op dinsdag 23 april 2024 om 9:00 zal worden gehoord. Tijdens het nader gehoor verklaart eiser meermaals dat hij niet wist dat het nader gehoor op dat moment plaats zou vinden, dat hij niet goed is voorbereid en verzoekt hij de gehoormedewerker meermaals om het nader gehoor te verzetten naar een ander moment. [17]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden die eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Algerije gevaar loopt omdat hij heeft deelgenomen aan demonstraties en omdat hij familie heeft die bij de pers werkt en kritische stukken heeft gepubliceerd. In het verslag nader gehoor staat de volgende samenvatting van het asielrelaas van eiser: “
U heeft twee keer meegedaan een aan demonstratie in 2020. Uw vader heeft in 2019 een kritisch artikel gepubliceerd in de krant [naam] over [persoon] . (…) U bent vervolgens twee keer indirect bedreigd door mensen die het op u voorzien hebben vanwege uw vader en deelname aan demonstraties. U heeft u winkel moeten sluiten. [18]
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst; en,
Problemen met de autoriteiten als gevolg van deelname aan demonstraties en een publicatie van de vader van eiser.
5.1
De minister heeft in het voornemen vooraf overwogen dat uit het handelen van eiser niet blijkt dat hij internationale bescherming nodig heeft. Zo heeft eiser zich veelvuldig schuldig gemaakt aan misdrijven. Ook is eiser volgens de minister in een eerdere procedure niet op komen dagen voor het nader gehoor en heeft eiser zich in een andere procedure zonder geldige reden aan het toezicht van de minister onttrokken door met onbekende bestemming te vertrekken. Volgens de minister doet dit afbreuk aan de oprechtheid van de asielaanvraag. Van iemand die stelt internationale bescherming te willen, mag volgens de minister in alle redelijkheid verwacht worden dat hij zich aan de wet- en regelgeving houdt die geldt in het land waar hij om internationale bescherming vraagt.
5.2
Hoewel eiser zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond, acht de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De minister heeft de gestelde problemen van eiser daarentegen niet geloofwaardig geacht. Volgens de minister doet het late moment waarop de elementen en bevindingen naar voren zijn gebracht in het geval van eiser afbreuk aan de gestelde problemen. Eiser is namelijk meerdere malen in de gelegenheid gesteld om over zijn gestelde problemen te verklaren. Eiser heeft geen redenen aangedragen om het late moment van de verklaringen verschoonbaar te achten en dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid. Verder heeft eiser geen documenten overgelegd om zijn asielrelaas te onderbouwen, terwijl eiser wel heeft verklaard over documenten te beschikken. Omdat uit de verklaringen ook niet blijkt dat eiser enige inspanningen hiertoe heeft verricht, wordt hem het ontbreken van documenten aangerekend en weegt dit duidelijk mee in zijn nadeel. Ook is aan eiser tegengeworpen dat hij summier en oppervlakkig verklaart over de problemen met de autoriteiten als gevolg van de demonstraties en de publicatie van zijn vader. Zo is eiser er niet in geslaagd om concreet en gedetailleerd te verklaren over de demonstraties en arrestatie. Verder verklaart eiser slechts in algemene termen over het artikel dat zijn vader gepubliceerd heeft, verklaart hij wisselend over de incidenten in zijn winkel en is het verband tussen de publicatie en de incidenten enkel berust op aannames. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid van de Vw [19] en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Vw. Hierbij is met verwijzing naar de afwijzing van 7 augustus 2023 opgemerkt dat onderhavige aanvraag een opvolgende aanvraag betreft.
Vertrokken met onbekende bestemming?
6. De rechtbank stelt vast dat eiser in maart 2023 niet met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser zat op dat moment immers in detentie. Dit heeft eiser ook toegelicht tijdens het aanmeldgehoor van 24 juli 2023. De minister heeft gelet hierop op de zitting toegelicht dat dit niet langer aan eiser wordt tegengeworpen.
Doet het plegen van delicten afbreuk aan de noodzaak voor internationale bescherming?
7. Eiser heeft in de zienswijze en op zitting aangevoerd dat het plegen van delicten niet relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag. Eiser kampt met psychische problematiek en dat kan ook reden zijn voor het plegen van delicten. Bovendien heeft eiser sinds juli 2023 geen toegang meer tot de reguliere opvang. Dat is volgens eiser geen vrijbrief om delicten te plegen, maar het plaatst hem wel in een lastige positie, terwijl hij juist bescherming nodig heeft.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat de minister ten onrechte heeft overwogen dat de omstandigheid dat eiser zich niet aan de geldende wet- en regelgeving houdt, afbreuk doet aan de oprechtheid van zijn asielaanvraag. De minister kon op de zitting niet toelichten waarom het plegen van delicten daar afbreuk aan doet en waarom dit relevant is voor de vraag of iemand recht heeft op internationale bescherming. Hoewel het juist is dat van eiser mag worden verwacht dat hij zich houdt aan de geldende wet- en regelgeving, zoals dat voor elk persoon geldt die zich in welk land ter wereld ook bevindt, begrijpt de rechtbank niet wat de relatie daarvan is met de vraag of eiser recht heeft op internationale bescherming. Het Vluchtelingenverdrag [20] en de Kwalificatierichtlijn [21] kennen openbare ordebepalingen die kunnen leiden tot uitsluiting van een vluchtelingenstatus dan wel subsidiaire bescherming. De lat daarvoor ligt echter erg hoog. Als aan die hoge lat wordt voldaan, wordt niet de conclusie getrokken dat het afbreuk doet aan de noodzaak voor internationale bescherming, maar wordt de noodzaak daarvoor erkend en wordt de vreemdeling vervolgens daarvan uitgesloten omdat hij een gevaar is voor de openbare orde. De minister heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom het plegen van delicten afbreuk doet aan de oprechtheid van zijn asielaanvraag. Deze beroepsgrond slaagt.
Heeft de minister zich gehouden aan de uitspraak van 21 november 2023?
8. Eiser voert verder aan dat de minister zich niet heeft gehouden aan de uitspraak van 21 november 2023 omdat de minister heeft nagelaten de door eiser in die procedure overgelegde stukken, waaronder een dagvaarding, bij de besluitvorming te betrekken. Eiser had over deze stukken gehoord moeten worden. Ook heeft de minister niet verzocht om originele stukken en geeft de motivering er geen blijk van dat de minister zijn standpunt heeft gebaseerd op landeninformatie over hoe dergelijke documenten worden opgesteld. Verder heeft de minister nagelaten het door de rechtbank opgedragen onderzoek naar de reden waarom eiser niet is verschenen op het nader gehoor van 1 augustus 2023 uit te voeren. Eiser heeft op 28 juli 2023 de PBL verlaten en kreeg vervolgens een gebiedsverbod voor de gemeente Westerwolde (waar Ter Apel onder valt). Daardoor was hij niet in staat om het nader gehoor bij te wonen, terwijl uit de uitspraak van 1 maart 2024 volgt dat eiser het recht had om de PBL te verlaten. Het COa heeft inmiddels ook een schadevergoeding toegekend aan eiser omdat hij onrechtmatig in de PBL verbleef. De minister blijft echter aan eiser tegenwerpen dat hij niet is verschenen bij het nader gehoor. Ook is de aanvraag ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. De eerdere aanvragen zijn namelijk niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening dan wel buiten behandeling gesteld. Dit betreft dan ook de eerste aanvraag die inhoudelijk wordt afgedaan.
8.1
De minister heeft in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat eiser deels gelijk heeft dat de minister zich niet aan de uitspraak van 21 november 2023 heeft gehouden. De kern van die uitspraak is dat de minister nader onderzoek moet doen waarbij de vraag speelt of eiser opnieuw een kans moet krijgen om te worden gehoord. Op 23 april 2024 is eiser nader gehoord en in die zin heeft de minister zich gehouden aan de uitspraak. Verder is het juist dat de minister de door eiser overgelegde dagvaarding niet bij de beoordeling heeft betrokken. De beslisambtenaar heeft deze kennelijk over het hoofd gezien. Deze dagvaarding leidt echter niet tot een andere uitkomst nu het enkel een kopie betreft dat niet op authenticiteit kan worden onderzocht. Bovendien volgt uit dit stuk niet waarom er is gedagvaard, de datum daarvan en in welke hoedanigheid eiser is gedagvaard. Verder neemt de minister in het verweerschrift het standpunt in dat hij niet hoeft te reageren op de uitspraak van 1 maart 2024 omdat hij niet over de opvang van eiser gaat. Bovendien volgt uit die uitspraak dat eiser op de juiste wijze is uitgenodigd voor het nader gehoor en is het volgens de minister niet relevant om welke reden eiser de opvang heeft verlaten.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet heeft gehouden aan de uitspraak van 21 november 2023 en overweegt daartoe als volgt. De minister heeft in het verweerschrift erkend dat hij, in weerwil van voornoemde uitspraak, de door eiser overgelegde stukken ten onrechte niet heeft betrokken bij de beoordeling. Dit betekent dat de tegenwerping van de minister in het bestreden besluit dat eiser niet over stukken beschikt, niet houdbaar is. Verder heeft eiser terecht opgemerkt dat de minister niet aan eiser heeft gevraagd om de originele stukken over te leggen en heeft de minister nagelaten eiser over deze stukken te horen. Ook geeft de motivering er inderdaad geen blijk van dat de minister zijn standpunt heeft gebaseerd op landeninformatie over hoe dergelijke documenten worden opgesteld. Deze beroepsgrond slaagt.
8.3
De rechtbank is ook van oordeel dat de minister ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de redenen waarom eiser niet bij zijn nader gehoor is verschenen, zoals is opgedragen in de uitspraak van 21 november 2023. [22] Dat eiser alsnog nader is gehoord doet daar niet aan af nu de minister aan eiser blijft tegenwerpen dat hij niet is verschenen op het nader gehoor van 1 augustus 2023 en dat ook dit afbreuk doet aan de gestelde noodzaak voor internationale bescherming. Gelet hierop is het standpunt van de minister dat niet relevant is waarom eiser het nader gehoor van 1 augustus 2023 niet heeft bijgewoond onnavolgbaar. De rechtbank overweegt verder dat uit de uitspraak van 1 maart 2024 volgt dat eiser zonder juridische grondslag in een PBL is geplaatst en dat hij het recht had om de PBL te verlaten. Verder heeft eiser onbetwist gesteld dat hij op 28 juli 2023 de PBL heeft verlaten, niet mocht terugkeren en een gebiedsverbod voor de gemeente Westerwolde heeft gekregen. Gelet daarop was eiser niet in staat om het nader gehoor op 1 augustus 2023 om 9:00 in Ter Apel bij te wonen. Ook tijdens de zitting heeft de minister erkend dat eiser het recht had om uit de PBL te vertrekken. De rechtbank is daarom van oordeel dat ten onrechte aan eiser wordt tegengeworpen dat hij niet is verschenen op het nader gehoor van 1 augustus 2023 en dat dit afbreuk doet aan de oprechtheid van zijn asielaanvraag. Deze beroepsgrond slaagt.
8.4
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft aangemerkt als een opvolgende aanvraag. Ter onderbouwing hiervan heeft de minister verwezen naar de afwijzing van 7 augustus 2023. Het besluit van 7 augustus 2023 is echter met de uitspraak van 21 november 2023 vernietigd door de rechtbank en kan dan ook niet aangemerkt worden als een eerdere afwijzing. Eiser voert dan ook terecht aan dat dit de eerste aanvraag is die inhoudelijk wordt afgedaan. Ook deze beroepsgrond slaagt.
Is eiser op een zorgvuldige wijze nader gehoord?
9. Eiser voert verder aan dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser op een veel te korte termijn uit te nodigen voor een nader gehoor. De gemachtigde kon eiser niet op tijd bereiken om hem te informeren over het nader gehoor omdat hij vanwege zijn detentie lastig te bereiken was. Hierdoor kon eiser zich niet voorbereiden. Dit heeft eiser ook meermaals aangegeven tijdens het nader gehoor. Ook vreemdelingen die strafrechtelijk gedetineerd zitten, hebben recht op een zorgvuldige voorbereiding. Verder voert eiser aan dat hij ten onrechte niet is onderzocht door MediFirst. De minister heeft dan ook niet gecontroleerd of er zaken zijn waar tijdens het gehoor rekening mee moet worden gehouden.
9.1
De minister neemt in het verweerschrift het standpunt in dat eiser inderdaad op een korte termijn is uitgenodigd voor het nader gehoor, maar de gemachtigde van eiser heeft nagelaten om uitstel te vragen. Belangrijker nog is dat eiser ten onrechte doet voorkomen alsof hij niet voldoende zou zijn voorbereid op het nader gehoor. Daargelaten dat de aanvraag al maanden oud was en eiser dus genoeg tijd had om zich voor te bereiden, merkt de minister op dat tijdens de zitting van 19 september 2023 [23] de gemachtigde van eiser uitdrukkelijk heeft verklaard dat eiser was voorbereid op het nader gehoor. Hoewel eiser tijdens het gehoor heeft aangegeven dat hij niet klaar was om gehoord te worden, heeft eiser daar geen medische redenen voor aangevoerd en valt er daarom niet in te zien waarom het gehoor niet op dat moment kon plaatsvinden. Dat eiser lastig te bereiken was voor zijn gemachtigde omdat hij strafrechtelijk was gedetineerd, komt volgens de minister voor risico van eiser: dan had hij zich maar niet schuldig moeten maken aan strafbare feiten. De minister geeft aan dat het er sterk op lijkt dat dit een gelegenheidsargument betreft enkel bedoeld om de procedure te vertragen. Eiser heeft immers in de correcties en aanvullingen geen aanleiding gezien om zijn verklaringen aan te vullen of te corrigeren en dat geldt ook voor de zienswijze en de gronden van beroep. Verder heeft de minister het standpunt ingenomen dat eiser alleen medisch onderzocht hoeft te worden als volgens de minister daar aanleiding voor bestaat en dat was niet het geval. Daarom is het volgens de minister niet onzorgvuldig dat eiser niet is onderzocht door MediFirst.
9.2
De rechtbank is van oordeel dat het nader gehoor op een onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en overweegt daartoe als volgt. De minister heeft eiser op vrijdagmiddag om 14:02 uitgenodigd voor een nader gehoor op dinsdagochtend om 9:00. Daar zit één volledige werkdag tussen. De rechtbank is van oordeel dat dit te kort is. Eiser wist namelijk niet dat hij een uitnodiging voor een nader gehoor kon verwachten en was daar ook totaal niet op berekend. Nu eiser gedetineerd zat, kon zijn gemachtigde hem niet bereiken [24] en was eiser ook niet op de hoogte gebracht van het nader gehoor en was hij daar ook niet op voorbereid. Tijdens het gehoor heeft eiser dat ook meermaals aangegeven en heeft hij ook meermaals tevergeefs verzocht om uitstel. Dat de minister het gehoor toch heeft voortgezet, is erg onzorgvuldig. De stelling dat de gemachtigde van eiser heeft nagelaten om uitstel te vragen is niet relevant, nu eiser dat zelf heeft gedaan en daar geen gehoor aan is gegeven. Bovendien heeft eiser, anders dan de minister stelt, geen medische redenen nodig om te verzoeken om uitstel. Het standpunt van de minister in het verweerschrift dat het voor risico komt van eiser dat hij door zijn detentie lastig te bereiken is en dat dit een gelegenheidsargument wordt genoemd, slaagt evenmin. Ook vreemdelingen in detentie hebben recht op een zorgvuldige voorbereiding van hun gehoren. Het standpunt van de minister dat eiser wel degelijk voldoende was voorbereid omdat de gemachtigde van eiser tijdens de zitting van 19 september 2023 heeft aangegeven dat eiser voorbereid was voor het nader gehoor op 1 augustus 2023, volgt de rechtbank niet. Dat eiser voorbereid was voor het nader gehoor op 1 augustus 2023 betekent niet dat hij daardoor ook voldoende was voorbereid voor het nader gehoor op 23 april 2024, bijna negen maanden later. Deze beroepsgrond slaagt
9.3
Ook is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van de minister ten aanzien van het medisch onderzoek niet houdbaar is. Uit het aanmeldgehoor van 25 juli 2023 volgt dat aan eiser is gevraagd of hij gebruik wil maken van een medisch onderzoek en eiser heeft daar bevestigend op geantwoord. [25] Daaruit volgt al dat de minister kennelijk aanleiding heeft gezien voor een medisch onderzoek. Het op zitting ingenomen standpunt dat dit een standaardvraag is en dat daarna wordt bekeken of er aanleiding toe bestaat, wordt niet gevolgd. Het aanbod van de minister aan eiser om gebruik te maken van het medisch onderzoek is namelijk zonder voorbehoud gedaan. Bovendien is aan eiser verteld dat het medisch onderzoek erg belangrijk is voor zijn procedure. [26] Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep is gegrond. De overige beroepsgronden hoeven niet besproken te worden omdat het nader gehoor onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag van eiser te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus), omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Eiser moet namelijk medisch onderzocht worden door MediFirst en vervolgens opnieuw nader gehoord worden. Bij het opnieuw beslissen op de asielaanvraag van eiser moet de minister rekening houden met de omstandigheid dat eiser onvoldoende was voorbereid tijdens het nader gehoor van 23 april 2024 en dat hij heeft aangegeven niet goed te kunnen verklaren omdat hij in de war was. Dit betekent dat eventuele tegenstrijdigheden niet, dan wel niet zo zwaar mogen worden tegengeworpen.
10.1
De rechtbank geeft de minister mee dat eiser de dupe is geworden van verschillende maatregelen die de minister proefondervindelijk [27] heeft ingevoerd die later onrechtmatig bleken te zijn. Zo is de asielaanvraag van eiser eerst op 7 augustus 2023 kennelijk ongegrond verklaard zonder eiser te horen, terwijl daarvoor geen juridische grondslag bestond. Ook is eiser in een PBL geplaatst, terwijl daarvoor eveneens geen juridische grondslag bestond. Gelet hierop mocht van de minister worden verwacht dat hij anders met eiser zou omgaan en dat zijn asielaanvraag zorgvuldiger behandeld zou worden. Uit deze uitspraak volgt echter dat de minister zeer onzorgvuldig om is gegaan met de asielaanvraag van eiser. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de minister op deze wijze omgaat met eiser omdat hij delicten pleegt. De rechtbank wijst de minister erop dat ook asielaanvragen van vreemdelingen die delicten plegen behandeld moeten worden op een wijze die recht doet aan de rechtstaat.
10.2
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Omdat eiser opnieuw gehoord moet worden, krijgt de minister conform vaste rechtspraak van de Afdeling een termijn van maximaal acht weken om het gehoor af te nemen en maximaal acht weken daarna om het besluit op de aanvraag bekend te maken. [28]
10.3
Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is het niet meer nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10.4
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift en een verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.625,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer NL24.27289:
-verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 30 juni 2024; en,
- draagt de minister op om uiterlijk binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nader gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer NL24.27290:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank en voorzieningenrechter, in beide zaken:
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Mertens, griffier.De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In deze uitspraak wordt ‘de minister’ gebruikt om zowel de minister van Asiel en Migratie als de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan te duiden.
2.NL21.10866.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.202106420/1/V3.
5.AWB 22/7484.
6.Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.
7.Procesbeschikbaarheidslocatie.
8.Verslag aanmeldgehoor van 24 juli 2023, p. 14.
9.Verslag aanmeldgehoor van 24 juli 2023, p. 17.
10.In het verweerschrift van 14 september 2023 is deze werkwijze als volgt toegelicht: “
11.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 21 november 2023, in de zaak NL23.22589.
12.Zie onder 7.3 van deze uitspraak.
14.AWB 24/7, onder 7.5.
15.Kamerstukken II 2023/24, 19637, nr. 3239.
16.Immigratie- en naturalisatiedienst.
17.Verslag nader gehoor, p. 2, 3, 4, 6, 7 en 8.
18.Verslag nader gehoor van 2 mei 2024, p. 20.
19.Vreemdelingenwet 2000.
20.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
21.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
22.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 21 november 2023, in de zaak NL23.22589, onder 8.
23.In de zaak NL23.22589 die heeft geleid tot de uitspraak van 21 november 2023.
24.De gemachtigde heeft op zitting toegelicht dat hij enkel een terugbelafspraak kan maken om vervolgens samen met een tolk met eiser te bellen.
25.Verslag gehoor aanmeldfase, p. 16 en 17.
26.Verslag gehoor aanmeldfase, p. 16.
27.Zoals deels ook volgt uit het verweerschrift van 14 september 2023 in de zaak NL23.22589.
28.Zie de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.