ECLI:NL:RBDHA:2024:23273
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Grensdetentie en belangenafweging in asielzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een procedure over grensdetentie van twee Iraanse asielzoekers. De eisers, die in detentie verblijven, hebben beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel die hen is opgelegd op 13 juli 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvragen van eisers op 2 augustus 2024 zijn afgewezen als kennelijk ongegrond. De eisers hebben betoogd dat de rechtbank de asielbesluiten moet toetsen, omdat de behandeling van hun asielberoepen pas op 4 september 2024 gepland staat. De rechtbank heeft overwogen dat de lange duur van de detentie, die inmiddels 5,5 week bedraagt, in het voordeel van eisers meeweegt. De rechtbank heeft ook andere zwaarwegende belangen van eisers in aanmerking genomen, zoals de stress en de onvriendelijke bejegening die eiseres ervaart in detentie. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van eisers bij invrijheidsstelling zwaarder weegt dan het belang van de verweerder bij grensbewaking. De beroepen zijn gegrond verklaard, de vrijheidsontnemende maatregelen zijn onrechtmatig bevonden en de rechtbank heeft de opheffing van de maatregelen bevolen. Tevens zijn de verzoeken om schadevergoeding afgewezen, maar de rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 875,00.