ECLI:NL:RBDHA:2024:23253
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake rechtmatig verblijf van een gemeenschapsonderdaan en de beoordeling van een schijnrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het verblijf van eiser, een Ghanese gemeenschapsonderdaan, in Nederland. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van het terugtrekkingsakkoord, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De staatssecretaris concludeerde dat er sprake was van een schijnrelatie tussen eiser en zijn Britse partner, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 7 juli 2021 geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende had aangetoond dat er twijfels bestonden over de echtheid van de relatie. In de huidige procedure heeft de rechtbank opnieuw gekeken naar de besluiten van de staatssecretaris en geconcludeerd dat de indicatoren die gebruikt zijn om een schijnrelatie aan te tonen niet voldoende zijn. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte de bewijslast heeft omgedraaid door te eisen dat eiser moest aantonen dat hij vijf jaar met zijn partner heeft samengewoond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is voor de gevraagde voorlopige voorziening, omdat de uitspraak op het beroep reeds is gedaan. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.