ECLI:NL:RBDHA:2024:2317

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
24.3346
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende verblijfplaats van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 25 januari 2024 besloten dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Tijdens de zitting op 20 februari 2024 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de opvangvoorziening van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Dit leidde tot de vraag of er nog sprake was van procesbelang. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Op 19 februari 2024 heeft de rechtbank telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiser, die aangaf geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte internationale bescherming in Nederland. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3346
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 25 januari 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet op de zitting verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.2.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank motiveert hiertoe als volgt.
3.1.
Voorafgaand aan de behandeling op de zitting is door de staatssecretaris een melding in het digitale dossier geplaatst dat eiser de opvangvoorziening van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Daarom beoordeelt de rechtbank of er in het onderhavige beroep sprake is van procesbelang. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer een vreemdeling die in Nederland om bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde heeft en dus nog prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [2]
3.2.
Op 19 februari 2024 heeft de rechtbank – naar aanleiding van de melding in het digitale dossier – telefonisch contact gezocht met de gemachtigde van eiser. [3] De gemachtigde heeft op de vragen van de rechtbank geantwoord dat hij geen contact meer heeft met eiser en niet meer weet wanneer het laatste contact is geweest. De gemachtigde weet niet of eiser in Nederland verblijft of waar hij verblijft. Tijdens het telefonisch contact heeft de gemachtigde aangegeven niet op de zitting te zullen verschijnen. Eiser is ook niet op de zitting verschenen. Gelet hierop moet worden aangenomen dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte internationale bescherming in Nederland. Daarom heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2024 door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.3347.
2.Zie ABRvS van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.
3.Van het telefonisch contact met de gemachtigde van eiser op 19 februari 2024 heeft de rechtbank een telefoonnotitie gemaakt. Deze is geplaatst in het digitale dossier.