ECLI:NL:RBDHA:2024:2317
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende verblijfplaats van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 25 januari 2024 besloten dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Tijdens de zitting op 20 februari 2024 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de opvangvoorziening van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Dit leidde tot de vraag of er nog sprake was van procesbelang. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat als een vreemdeling zonder kennisgeving vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
Op 19 februari 2024 heeft de rechtbank telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van eiser, die aangaf geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte internationale bescherming in Nederland. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 februari 2024.