In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die de Minister van Asiel en Migratie op 16 augustus 2024 aan eiser heeft opgelegd. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te bezitten, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, en heeft de argumenten van eiser tegen de voortduren van de maatregel beoordeeld. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting is, omdat er geen reactie op rappels aan de Algerijnse autoriteiten is gekomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de minister regelmatig rappels heeft verzonden en dat het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten nog loopt. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de minister niet voortvarend handelt en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.