ECLI:NL:RBDHA:2024:23096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die de Minister van Asiel en Migratie op 16 augustus 2024 aan eiser heeft opgelegd. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te bezitten, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was, en heeft de argumenten van eiser tegen de voortduren van de maatregel beoordeeld. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelt in zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting is, omdat er geen reactie op rappels aan de Algerijnse autoriteiten is gekomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de minister regelmatig rappels heeft verzonden en dat het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten nog loopt. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de minister niet voortvarend handelt en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48873
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: R. Hopman).

Procesverloop

De minister heeft op 16 augustus 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Verweerder heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [2000] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 15 november 2024 (in de zaak NL24.43251) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de
rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De minister stelt rappels aan de ambassade te hebben verzonden. Eiser meent dat een afschrift van deze rappels overgelegd dienen te worden. Op de rappels wordt niet gereageerd, waardoor zicht op uitzetting ontbreekt. Volgens eiser kan de maatregel daarom niet langer voortduren en dient de maatregel te worden opgeheven.
5. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat het onderzoek bij de Algerijnse autoriteiten nog loopt. De minister rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten met betrekking tot afgifte van een laissez passer (hierna: lp) ten behoeve van eisers uitzetting (laatstelijk op 5 december 2024). Zoals deze rechtbank al heeft overwogen in haar eerdere uitspraak van 15 november 2024 (in de zaak NL24.432511), ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke juistheid van de inhoud van de voortgangsrapportage betreffende de rappels of daarvoor een nadere onderbouwing te verlangen. Eiser heeft ook nu geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan moet worden betwijfeld of de minister daadwerkelijk heeft gerappelleerd bij de autoriteiten van Algerije. De rechtbank ziet ook niet welk belang van de minister daarbij gediend zou zijn. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de informatie in de voortgangsrapportage. Daarnaast heeft de minister op 4 december 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. In wat eiser nu heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de minister eisers uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand neemt. Evenmin is de omstandigheid dat de Algerijnse autoriteiten nog niet hebben gereageerd aanleiding om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. In het algemeen wordt zicht op uitzetting naar Algerije aangenomen. Bij de huidige stand van zaken is er ook geen reden om aan te nemen dat de Algerijnse autoriteiten geen lp zullen verstrekken aan eiser. Zoals verweerder terecht opmerkt rust op eiser ook een plicht om mee te werken. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 december 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.