ECLI:NL:RBDHA:2024:23017

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
NL24.15863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor familie- of gezinslid door de Minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Jemenitische nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. De aanvraag werd afgewezen door de minister op 9 juni 2023, waarna eiseres bezwaar maakte. Op 16 februari 2024 stelde zij de minister in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat de minister inmiddels op het bezwaar heeft beslist.

De rechtbank oordeelt echter dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat de afwijzing van haar aanvraag in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM en artikel 7, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 15 juli 2024, waarin werd geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat het onderscheid naar nationaliteit gerechtvaardigd is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 1.312,50 en het griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.15863
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en

de Minister van Asiel en Migratie1,

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres.
1.1.
Eiseres heeft de Jemenitische nationaliteit. Zij heeft een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] ’.
1.2.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 9 juni 2023 afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Op 16 februari 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld omdat de minister volgens eiseres niet op tijd op haar bezwaarschrift heeft beslist. Op 9 april 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister.
1.3.
Met het bestreden besluit van 8 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
Eiseres heeft gronden ingediend tegen het bestreden besluit. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit.2 De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft partijen voorgehouden dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft partijen gevraagd of zij toestemming geven om een zitting achterwege te laten.3 Partijen hebben deze toestemming gegeven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2 Artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.

Beoordeling door de rechtbank

Over het beroep tegen het niet tijdig beslissen
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres, voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift, niet-ontvankelijk is. Eiseres wilde met haar beroep namelijk bereiken dat de minister zou beslissen op haar bezwaar. Omdat de minister dit inmiddels heeft gedaan, heeft eiseres geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over haar beroep, voor zover dit betrekking heeft op het niet tijdig beslissen door de minister.

Over het beroep tegen het bestreden besluit

4. De rechtbank oordeelt vervolgens dat het beroep van eiseres, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit, gegrond is. Eiseres heeft namelijk - kort gezegd - aangevoerd dat de minister haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen omdat zij niet heeft voldaan aan het inburgeringsvereiste, nu dit vereiste in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM4 en artikel 7, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn5. In de uitspraak van 15 juli 20246 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat deze beroepsgrond slaagt. Dat betekent dat de minister ook in de zaak van eiseres onvoldoende heeft gemotiveerd dat het gemaakte onderscheid naar nationaliteit gerechtvaardigd is en dat het stellen van de inburgeringsplicht personen niet selecteert. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit alleen al hierom slaagt, komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de beroepsgrond van eiseres dat in haar specifieke geval niet verlangd kan worden dat zij het inburgeringsexamen moet afleggen.

Conclusie en gevolgen

5. Omdat het beroep voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit gegrond is, vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De minister moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
5.1.
Omdat het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht is ingesteld en omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5 en 1 punt voor het beroep tegen het bestreden besluit met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Ook moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
4 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5 Richtlijn 2003/86/EG.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 8 mei 2024;
  • draagt de minister op binnen 10 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat de minister het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.312,50- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.