In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Jemenitische nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid. De aanvraag werd afgewezen door de minister op 9 juni 2023, waarna eiseres bezwaar maakte. Op 16 februari 2024 stelde zij de minister in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat de minister inmiddels op het bezwaar heeft beslist.
De rechtbank oordeelt echter dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is. Eiseres heeft aangevoerd dat de afwijzing van haar aanvraag in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 14 van het EVRM en artikel 7, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 15 juli 2024, waarin werd geoordeeld dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat het onderscheid naar nationaliteit gerechtvaardigd is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 1.312,50 en het griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.