ECLI:NL:RBDHA:2024:22962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
NL24.43986, NL24.43992, NL24.44794, NL24.43988, NL24.43990 NL24.44797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen van Soedanese en Marokkaanse eisers met betrekking tot veilig derde land Marokko

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 december 2024 worden de beroepen van twee eisers, een Soedanese man en een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van hun asielaanvragen behandeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvragen van de eisers op 1 november 2024 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en hen terugkeerbesluiten en inreisverboden opgelegd, met het argument dat Marokko als veilig derde land voor hen kan worden beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser toegang kan krijgen tot Marokko. De rechtbank stelt vast dat eiser nooit in Marokko is geweest en dat de minister niet heeft onderbouwd dat eiser daadwerkelijk kan terugkeren naar Marokko. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en geeft de minister de opdracht om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank oordeelt dat de beroepen gegrond zijn en veroordeelt de minister in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.43986, NL24.43992, NL24.44794, NL24.43988, NL24.43990, NL24.44797
V-nummers: [nummer 1]
[nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1987, van Soedanese nationaliteit, eiser/verzoeker, hierna: eiser,
en
[eiser 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] , van Marokkaanse nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna: eiseres
hierna samen: eisers,
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen tegen de afwijzing van de asielaanvragen van eisers.
1.1.
Bij besluit van 1 november 2024 (bestreden besluit I) heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Ook is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd.
1.2.
Bij besluit van 1 november 2024 (bestreden besluit II) heeft de minister de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, gemachtigde van eisers, H. Lotvi en A. EL Manouzi als tolken in de Arabische taal en de gemachtigde van de minister.
De ontvankelijkheid van de beroepen NL24.43992, NL24.44794, NL24.43990 en NL24.44797
2. De rechtbank stelt vast dat eisers per persoon drie beroepen hebben ingediend, namelijk tegen de afwijzing van de asielaanvraag, het opleggen van een terugkeerbesluit en het opleggen van een inreisverbod. Het gaat per persoon echter maar om één besluit dat alle drie deze aspecten bevat. Daarom hadden zij kunnen volstaan met één beroep per persoon in te stellen. Omdat zij geen belang hebben bij de overige beroepen, zal de rechtbank deze niet-ontvankelijk verklaren.

Beoordeling van de beroepen NL24.43986 en NL24.43988 door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de minister de asielaanvragen van eisers op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1
De rechtbank is van oordeel dat de beroepen gegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
4. Eiser is van Soedanese nationaliteit. Eiseres is van Marokkaanse nationaliteit en behoort tot de Arabische bevolkingsgroep. Eisers zijn via Saoedi-Arabië afgereisd naar Nederland en hebben op 17 oktober 2024 een asielvergunning aangevraagd in Nederland.
Asielrelaas
5. Eisers hebben het volgende aan hun asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser heeft de Soedanese nationaliteit en is Soedan in 2011 ontvlucht vanwege politieke problemen met het regime van destijds. Tot aan zijn asielaanvraag heeft eiser in Saoedi-Arabië gewoond en gewerkt. Eerst woonde hij daar alleen, maar sinds 2019 woonde hij daar samen met eiseres. Omdat het niet mogelijk was om in Marokko te trouwen zijn eisers in 2019 in Soedan getrouwd om vervolgens in Saoedi-Arabië te gaan wonen. In september van dit jaar raakte eiser in conflict met een medewerker van de Soedanese ambassade in Saoedi-Arabië. Deze medewerker heeft de Saudische veiligheidsdienst ingeschakeld om eiser te arresteren en uiteindelijk te vervolgen. Deze gebeurtenis heeft ertoe geleid dat eiser, met terugwerkende kracht, zijn baan heeft verloren. Eisers moesten vervolgens Saoedi-Arabië verlaten, omdat zij anders zouden worden uitgezet naar Soedan. Vanwege de burgeroorlog in Soedan zou dat ernstige gevolgen hebben. Omdat eisers al voordat het conflict met de medewerker van de Soedanese ambassade ontstond in het bezit waren van een Nederlands toeristenvisum, zijn zij naar Nederland gereisd en hebben vervolgens een asielverzoek ingediend. Eisers kunnen niet terugkeren naar Marokko, omdat zij vrezen teruggestuurd te worden naar Soedan.
Besluitvorming
6. De minister heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat Marokko voor eiser een veilig derde land is. Eiser heeft namelijk een band met Marokko, het is aannemelijk dat hij tot Marokko wordt toegelaten en eiser kan veilig terugkeren naar Marokko.
6.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig, omdat deze zijn onderbouwd met identificerende documenten. De minister heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat zij uit een veilig land van herkomst komt.

Oordeel van de rechtbank ten aanzien van het beroep van eiser (NL24.43986)

Juridisch kader
7. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of Marokko een veilig derde land is voor eiser. Daarbij is het volgende toetsingskader van belang.
7.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of er een zodanige band met Marokko bestaat dat het redelijk voor eiser is om naar Marokko te gaan. Daarbij is artikel 3.106a, aanhef, tweede en derde lid, van het Vb [1] , van belang. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt slechts niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onder a, b of c, van de Vw [2] indien de vreemdeling een zodanige band heeft met het betrokken derde land dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. Bij de beoordeling of sprake is van een band als bedoeld in het tweede lid, worden alle relevante feiten en omstandigheden betrokken, waaronder begrepen de aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf.
7.1.1.
In paragraaf C2/6.3. van de Vc [3] is nader uitgewerkt in welke gevallen in ieder geval wordt aangenomen dat een vreemdeling een band heeft met een derde land. De IND neemt in de volgende gevallen in ieder geval aan dat de vreemdeling een band heeft met een derde land:
 de echtgenoot of partner van de vreemdeling heeft de nationaliteit van dat land;
 in dat land is eerstelijns of directe familie woonachtig van de vreemdeling, waarmee nog contact is; of
 de vreemdeling heeft eerder in dat land verbleven.
7.2.
Vervolgens moet worden beoordeeld of eiser toegang kan krijgen tot Marokko. De Afdeling [4] heeft in haar uitspraak van 13 december 2017 [5] geoordeeld dat uit paragraaf C2/6.3 van de Vc volgt dat de minister aan de hand van informatie uit algemene bronnen of op basis van verklaringen van de vreemdeling, redenen aan moet dragen waarom toegang tot dat derde land voor die vreemdeling in beginsel mogelijk moet zijn. Vervolgens is het aan de vreemdeling om aan te tonen dat de door de minister geschetste mogelijkheden om toegang te verkrijgen tot dat land in zijn geval niet mogelijk zijn. Daarbij is het niet vereist dat op voorhand vaststaat dat het derde land toegang zal verschaffen.
7.3.
Tot slot moet worden beoordeeld of Marokko een veilig derde land is. Voor de toepassing van het begrip veilig derde land is vereist dat de bevoegde autoriteiten zich ervan hebben vergewist dat een persoon die om internationale bescherming verzoekt in het betrokken derde land overeenkomstig de genoemde beginselen uit artikel 3.106a van het Vb, zal worden behandeld. Voor de kwalificatie als veilig derde land niet is vereist dat dat land het Vluchtelingenverdrag heeft geratificeerd [6] .
Banden met Marokko
8. Eiser stelt dat er voor hem geen zodanige band bestaat met Marokko dat het redelijk voor hem zou zijn om naar Marokko te gaan. Uit artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vb volgt dat alle relevante feiten en omstandigheden moeten worden betrokken, waaronder aard, duur en omstandigheden van het eerder verblijf. Zo is eiser nog nooit in Marokko geweest, wat door de minister niet als relevante omstandigheid is meegewogen. Dat eiseres het grootste deel van haar leven in Marokko heeft gewoond en daar familie heeft, maakt dit niet anders aangezien dit niet ziet op de banden die eiser met Marokko heeft. Ook houdt de minister geen rekening met het feit dat eiser Saoedi-Arabië abrupt heeft moeten verlaten. De minister stelt dan ook onterecht dat eiser een zodanige band met Marokko heeft dat het voor hem redelijk zou zijn om naar dat land te gaan.
8.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De minister heeft bij de beoordeling of eiser voldoende banden heeft met Marokko alle relevante omstandigheden betrokken. Uit het feit dat eiser niet eerder in Marokko is geweest, blijkt niet dat eiser geen banden heeft met Marokko. Dat eiseres van Marokkaanse afkomst is, maakt namelijk dat eiser door zijn huwelijk met haar banden heeft met Marokko. Daarnaast heeft eiseres in Marokko directe familieleden wonen waar zij nog mee in contact is. Verder heeft de minister op zitting toegelicht dat in bestreden besluit I ook is meegewogen dat eisers zelf hebben verklaard de wens te hebben om naar Marokko te gaan. Eisers hadden namelijk de intentie om te trouwen en zich te vestigen in Marokko en hebben meerdere pogingen gedaan om verblijf te krijgen in Marokko. De minister heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat eiser zodanige banden met Marokko heeft dat het redelijk voor eiser is om naar Marokko te gaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Toegang tot Marokko
9. Eiser voert daarnaast aan dat hij geen toegang kan krijgen tot Marokko. Eiser heeft inmiddels vijf keer een visumaanvraag gedaan, die telkens is afgewezen. De minister had eiser niet mogen verwijten dat hij geen bewijs heeft overgelegd van deze afwijzingen. Er is bij de Marokkaanse overheid inmiddels vijf keer verzocht om bevestiging van de afwijzing van de aanvragen, maar daar is nog geen reactie op gekomen. Daar komt bij dat uit vele reviews is gebleken dat een online visumaanvraag bij de ambassade in de praktijk helemaal niet mogelijk is. Eiser was dus niet in de gelegenheid online een aanvraag te doen en daar bewijs van te overleggen. Ook maakt eiser geen kans op een reguliere verblijfsvergunning in Marokko. Een voorwaarde voor het verkrijgen van een ‘certificate of residence’ is namelijk dat het huwelijk geregistreerd wordt in de Marokkaanse registers. Dat is voor eisers niet mogelijk. Bovendien wordt aan personen die uit landen komen die in oorlog zijn standaard geen visum verleend. Omdat eiser geen toegang heeft tot Marokko, niet in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning en ook niet voor een asielvergunning, wordt daarmee eisers het recht op familie- en privéleven ontzegd.
9.1.
Op basis van de landeninformatie en het kort thematisch ambtsbericht Marokko [7] (hierna: ambtsbericht) stelt de minister zich op het standpunt dat eiser wel toegang heeft tot Marokko. De minister stelt dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij niet aan de toegangsvoorwaarden kan voldoen en daarom niet zal worden toegelaten. Volgens de minister heeft eiser niet voldoende inspanning verricht om aan de toelatingsvoorwaarden te voldoen. Er is geen enkele documentatie overlegd ter onderbouwing van de gestelde pogingen een visum of verblijfsrecht te verkrijgen in Marokko, omdat de Marokkaanse ambassade geen documenten zouden afgeven. Uit landeninformatie blijkt dat een visumaanvraag (digitaal) kan worden ingediend, dat er een account kan worden aangemaakt bij de Marokkaanse autoriteiten en dat eiser op dit account de status van een aanvraag kan inzien. De minister stelt dat eiser via deze weg dus wel documentatie kan aanleveren ten aanzien van een visumaanvraag. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister er ook nog op gewezen dat eiser een nieuwe aanvraag kan doen bij het consulaat.
9.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens paragraaf 1.1. van het ambtsbericht kan een niet-Marokkaanse echtgenoot die gehuwd is met een Marokkaanse onderdaan een visumaanvraag indienen bij het consulaat in Nederland. Hij kan voor verschillende reisdoelen een aanvraag indienen, onder meer voor gezinshereniging (gemengd huwelijk) of familiebezoek. Volgens paragraaf 1.3. moet een niet-Marokkaanse echtgenoot een geldige Nederlandse verblijfsvergunning hebben bij het indienen van een visumaanvraag. Indien er geen geldige Nederlandse verblijfsvergunning is moet naar het land van herkomst worden gereisd om daar een visumaanvraag in te dienen.
9.3
Vast staat dat eiser niet over een Nederlandse verblijfsvergunning beschikt. Uit paragraaf 1.1 en 1.3 van het ambtsbericht, in samenhang bezien, leidt de rechtbank af dat eiser wellicht een aanvraag zou kunnen indienen, maar dat deze niet zal leiden tot het verlenen van een visum voor Marokko. Daarvoor moet hij naar Soedan afreizen. Op basis van deze informatie is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat eiser vanuit Nederland toegang krijgt tot Marokko.
De minister heeft het besluit op dit punt onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. [8] Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor bespreking van de overige beroepsgronden tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
10. Eiser stelt dat hem ten onrechte een terugkeerbesluit en een inreisverbod zijn opgelegd. Dat betoog slaagt. Omdat het besluit tot afwijzing van de asielvergunning niet in stand blijft, kunnen ook het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet in stand blijven. Ook in zoverre is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.

Oordeel van de rechtbank over het beroep van eiseres (NL24.43988)

11. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte haar asielaanvraag heeft afgewezen omdat de aanvraag van haar echtgenoot, eiser, ten onrechte is afgewezen. Daarom had verweerder aan haar ook niet een terugkeerbesluit en een inreisverbod mogen opleggen.
11.2
Gelet op wat de rechtbank onder 9.3 heeft geoordeeld, slaagt dit betoog. Dat betekent dat besluit II eveneens in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.

Conclusie en gevolgen in de zaken NL24.43986 en NL24.43988

12. De rechtbank is, gelet op hetgeen zij heeft overwogen in overweging 9.3, 10 en 11.2, van oordeel dat de beroepen gegrond zijn. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten I en II. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister nieuwe besluiten moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor een termijn van zes weken.
13. Omdat de beroepen gegrond zijn veroordeelt de rechtbank de minister in de door eisers gemaakte proceskosten, die zij in verband met de behandeling van hun samenhangende zaken hebben gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank besluit de zaken van eiser en eiseres daarbij als samenhangende zaken. [9]

Beslissing

De rechtbank in de zaken geregistreerd onder nummers: NL24.43990, NL24.43992, NL24.44794 en NL24.44797:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
De rechtbank in de zaken geregistreerd onder nummer: NL24.43986 en NL24.43988:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten I en II van 1 november 2024;
- draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Kooring, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenbesluit 2000.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Vreemdelingencirculaire 2000 (C).
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Kort thematisch ambtsbericht inzake toelating Marokko voor vreemdelingen getrouwd met Marokkaanse onderdanen augustus 2022.
8.Artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9.Op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.