ECLI:NL:RBDHA:2024:22937
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) van Afghaanse eiser op basis van niet aannemelijk gemaakte familierechtelijke relatie en feitelijke gezinsband
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Afghaanse eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 16 februari 2023, en het beroep werd ingesteld op 30 april 2024 tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank heeft op 10 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een tolk aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en zijn referente niet aannemelijk is gemaakt, en dat er geen feitelijke gezinsband is aangetoond. Eiser heeft niet de juiste documenten overgelegd en zijn verklaringen waren tegenstrijdig. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten, maar het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. De rechtbank verklaart de zaak als volgt: het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk, het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond, en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.