ECLI:NL:RBDHA:2024:22937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
NL24.18816
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) van Afghaanse eiser op basis van niet aannemelijk gemaakte familierechtelijke relatie en feitelijke gezinsband

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Afghaanse eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 16 februari 2023, en het beroep werd ingesteld op 30 april 2024 tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank heeft op 10 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een tolk aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en zijn referente niet aannemelijk is gemaakt, en dat er geen feitelijke gezinsband is aangetoond. Eiser heeft niet de juiste documenten overgelegd en zijn verklaringen waren tegenstrijdig. De rechtbank oordeelt dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten, maar het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. De rechtbank verklaart de zaak als volgt: het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk, het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond, en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18816

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 16 februari 2023 afgewezen. Op 30 april 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. Met het bestreden besluit van 9 juli 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, mevrouw [naam] (referente), A.R. Faquiri als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser is geboren op [geboortedag] 2001 en heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij stelt de echtgenoot te zijn van referente, die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Referente heeft namens eiser een aanvraag ingediend voor een mvv om bij referente te kunnen verblijven in het kader van nareis.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser de familierechtelijke relatie met referente niet aannemelijk heeft gemaakt met documenten. Hierdoor heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een feitelijke gezinsband tussen eiser en referente.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. De bevoegde beslissingsautoriteit op het moment van het bestreden besluit was de minister van Asiel en Migratie. Aangezien het bestreden besluit is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is de beslissing genomen door een onbevoegde beslissingsautoriteit. Verder heeft verweerder referente ten onrechte niet gevolgd in haar verklaringen over haar huwelijk met eiser. Referente heeft uitgelegd dat de tegenstrijdige verklaringen het gevolg zijn van haar psychische gesteldheid en de stressvolle situatie in Afghanistan en Nederland. Daardoor heeft referente op momenten verklaard over haar huwelijk met haar eerste man en op andere momenten over haar huwelijk met eiser. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom niet is doorgetoetst in het kader van artikel 8 van het EVRM [1] . Ten slotte heeft verweerder de hoorplicht geschonden door eiser niet te horen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Niet tijdig nemen van een besluit
6. Voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep wordt het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. [2] Tegen het niet tijdig beslissen staat daarom beroep bij de rechtbank open. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft meegedeeld dat het in gebreke is. [3]
6.1.
Eiser heeft verweerder met de brief van 11 maart 2024 in gebreke gesteld. Verweerder heeft de ingebrekestelling op 12 maart 2024 ontvangen en eiser heeft op 30 april 2024 beroep ingesteld. Tussen partijen is niet in geschil dat op dat moment de beslistermijn was verstreken en de ingebrekestelling gelet daarop geldig was.
6.2.
Nu verweerder op de aanvraag van eiser heeft beslist, is het belang van eiser bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag echter komen te vervallen. Het beroep voor zover het gericht is tegen het niet-tijdig beslissen, is daarom om deze reden niet-ontvankelijk.
6.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en verweerder pas na deze overschrijding een besluit heeft genomen op de aanvraag van eiser. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser voor het beroep niet-tijdig beslissen.
7. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit besluit geheel aan het beroep tegemoet komt. [4] Eiser kan zich niet verenigen met het alsnog genomen besluit, omdat verweerder niet volledig aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom van rechtswege ook gericht tegen het bestreden besluit.
Bevoegdheid tot het nemen van het bestreden besluit
8. Met ingang van 2 juli 2024 is de bevoegde beslissingsautoriteit in het Nederlandse vreemdelingenrecht de minister van Asiel en Migratie. Nu het bestreden besluit is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is er sprake van een gebrek. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren omdat eiser hierdoor niet is benadeeld. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat het bestreden besluit is genomen en ondertekend door een ambtenaar die daartoe op grond van mandaat bevoegd was. Ten slotte heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting bevestigd dat verweerder het bestreden besluit voor zijn rekening neemt.
Huwelijk tussen eiser en referente
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de familierechtelijke relatie tussen eiser en referente niet aannemelijk is gemaakt.
9.1.
Verweerder heeft daaraan ten grondslag mogen leggen dat niet kan worden uitgegaan van de inhoudelijke juistheid van de overgelegde documenten. Hoewel Bureau Documenten de overgelegde huwelijksakte heeft onderzocht en een positief advies heeft gegeven, heeft verweerder kunnen concluderen dat de huwelijksdatum niet klopt. Op de huwelijksakte staat namelijk de datum van het huwelijk tussen referente en haar eerste man (2018) in plaats van de datum van het huwelijk tussen referente en eiser (2021). Dat referente de gegevens waarmee de huwelijksakte is aangevraagd en de akte zelf in alle haast niet heeft gecontroleerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Verweerder heeft zich daarover op het standpunt mogen stellen dat referente verantwoordelijk is voor het inleveren van inhoudelijk juiste documenten, dat zij pas tijdens het nareisgehoor over de foute huwelijksdatum heeft verklaard en op meerdere momenten heeft verklaard dat ze in 2018 getrouwd is. Verder heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat alleen referente op de overgelegde huwelijksfoto’s staat en niet kan worden achterhaald wanneer de foto’s zijn genomen. Dit is van belang nu zij naar eigen zeggen tweemaal is gehuwd. Ook heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat referente met de geboorteakte van haar dochter onjuiste informatie heeft verstrekt. Op de geboorteakte is eiser als vader opgenomen in plaats van de eerste man van referente (de biologische vader van de dochter van referente). De geboorteakte is kennelijk aangepast op basis van eigen verklaringen van referente zonder de aanwezigheid en zonder de identiteitsdocumenten van eiser.
10. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en referente evenmin aannemelijk is gemaakt.
10.1.
Verweerder heeft daaraan ten grondslag mogen leggen dat referente tijdens de verschillende hoormomenten en op de vragenlijst tegenstrijdig heeft verklaard over de invulling van de feitelijke gezinsband. Referente heeft tegenstrijdig verklaard over de start van haar relatie met eiser, de plaats van de huwelijksvoltrekking, de manier waarop het huwelijk tot stand is gekomen, de samenwoning met eiser en zijn werkzaamheden. Hierbij heeft verweerder ook kunnen betrekken dat referente bij de aanvraag DNA-onderzoek misleidende informatie heeft verstrekt. Referente heeft eiser als vader van haar dochter ingevuld in plaats van haar eerste man (de biologische vader van de dochter van referente). Verweerder heeft zich daarover op het standpunt mogen stellen dat van referente mag worden verwacht dat ze kennis heeft genomen van het voorblad van de aanvraag en weet wat ze invult voordat ze dit aanlevert.
11. De stelling van referente dat de tegenstrijdige verklaringen het gevolg zijn van haar psychische gesteldheid en de stressvolle situatie in Afghanistan en Nederland volgt de rechtbank niet. Referente heeft geen medische of andere verklaringen overgelegd om haar psychische gesteldheid in dit verband te onderbouwen. Daarbij komt dat het gaat om verklaringen die zien op essentiële gebeurtenissen in het leven van referente zodat van haar verwacht mag worden dat zij hierover eenduidig kan verklaren en niet zonder meer aannemelijk is dat stress of een andere psychische aandoening dit anders maakt.
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag mogen afwijzen omdat eiser zijn familierechtelijke relatie en feitelijke gezinsband met referente niet aannemelijk heeft gemaakt.
Artikel 8 van het EVRM
13. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6b, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000. [5] Verweerder heeft zich onder verwijzing naar het IB 2024/07 [6] op het standpunt kunnen stellen dat in deze zaak niet wordt doorgetoetst aan artikel 8 van het EVRM, omdat na toepassing van de integrale beoordeling de familierechtelijke relatie tussen eiser en referente niet aannemelijk is gemaakt.
Hoorplicht
14. Ten slotte oordeelt de rechtbank dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden door eiser in de procedure niet in persoon te horen. De gemachtigde van eiser en referente zijn gehoord in verband met de behandeling van het bezwaar. Daarmee heeft verweerder in beginsel aan de hoorplicht in bezwaar voldaan. Van een reden om naast referente ook eiser in persoon over de feitelijke gezinsband en de tegenstrijdigheden te horen, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank ziet niet zonder meer in hoe dit een ander licht zou kunnen werpen op de doorslaggevende omstandigheden die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt hiervoor wel een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 437,50. [7]
16. Het beroep voor zover gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Eiser krijgt hiervoor ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 6:12, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4804.
6.Informatiebericht 2024/7 “Ambtshalve doortoetsen aan 8 EVRM bij nareis”.
7.1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor ½.