ECLI:NL:RBDHA:2024:22930
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M. Latul, waarin is vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft en Nederland binnen vier weken moet verlaten. Het primaire besluit werd op 8 mei 2023 genomen, en het bestreden besluit op 27 oktober 2023, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 5 september 2024 heeft eiser nieuwe gegevens overgelegd die zijn verblijf in Nederland onderbouwen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven deze gegevens te onderzoeken. Op 17 september 2024 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken, maar eiser handhaafde zijn beroep en vroeg om proceskostenvergoeding.
De rechtbank oordeelt dat eiser door de intrekking van het besluit geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling, aangezien hij zijn doel heeft bereikt met de intrekking. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor proceskostenvergoeding, omdat verweerder niet is tegemoetgekomen aan het beroep van eiser. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van griffier mr. R.S. Ouertani, en is openbaar gemaakt.