ECLI:NL:RBDHA:2024:2292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende zorgvuldige voorbereiding en motivering van het bestreden besluit inzake asielaanvraag van eiseres met Kameroense nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een vrouw met de Kameroense nationaliteit, een asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat het besluit niet rechtsgeldig was omdat het niet ondertekend was. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van een handtekening geen afbreuk deed aan de rechtskracht van het besluit, omdat de wet geen ondertekening vereist voor asielaanvragen.

Eiseres voerde verder aan dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar haar verblijfsstatus in Oostenrijk, waar zij beweerde een asielstatus te hebben. De rechtbank stelde vast dat verweerder had moeten navragen bij de Oostenrijkse autoriteiten, gezien de verklaringen van eiseres en haar medische situatie. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd, omdat verweerder geen medisch advies had opgevraagd over de geschiktheid van eiseres om te worden gehoord. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij hij de nodige navraag bij de Oostenrijkse autoriteiten moest doen en een medisch advies moest opvragen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38612

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: asielaanvraag) niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.38613, op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. F. Boone (als waarnemer voor de gemachtigde van eiseres). Als tolk is verschenen H.C. de Man. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Kameroense nationaliteit. Zij heeft op 22 juli 2023 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
1.2.
Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres op 20 juni 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op 11 september 2023 heeft verweerder aan de Duitse autoriteiten verzocht om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Op 14 september 2023 hebben de Duitse autoriteiten dit terugnameverzoek aanvaard.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres met toepassing van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling genomen, omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verweerder stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie strijdige behandeling. Ook de medische situatie van eiseres levert volgens verweerder geen grond op om haar asielaanvraag in Nederland in behandeling te nemen.
Beoordeling van de beroepsgronden
Ondertekening bestreden besluit
3. Eiseres voert aan dat er geen sprake is van een rechtsgeldig besluit, nu het
bestreden besluit niet is ondertekend. Dat het besluit automatisch is verzonden en om die reden niet is ondertekend, is volgens eiseres geen verschoonbare reden om af te zien van de wettelijke verplichting van artikel 10:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om het besluit te ondertekenen. Eiseres verwijst ter vergelijking naar een uitspraak van deze rechtbank van 17 januari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2563.
3.1.
Het bestreden besluit is niet ondertekend, omdat het geautomatiseerd is aangemaakt. De rechtbank overweegt dat (artikel 10:11 van) de Awb en de Vw niet de eis stellen dat een besluit op een asielaanvraag moet zijn ondertekend. Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2884, dat het ontbreken van een ondertekening op een geautomatiseerd aangemaakt stuk, zoals hier aan de orde, niet betekent dat daaraan het besluitkarakter moet worden ontzegd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit, ondanks dat het niet is ondertekend, rechtskracht heeft. De verwijzing naar de rechtbankuitspraak van 17 januari 2023 leidt niet tot een ander oordeel, nu die uitspraak ging over een besluit tot oplegging van een bewaringsmaatregel en voor dergelijke besluiten andere eisen gelden dan voor besluiten op asielaanvragen.
De beroepsgrond slaagt gezien het voorgaande niet.
Asielstatus in Oostenrijk
4. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen onderzoek naar haar verblijfsstatus in Oostenrijk heeft verricht. Eiseres heeft verklaard dat zij gedurende een lange periode in Oostenrijk heeft verbleven en dat zij in 2005 in Oostenrijk een asielstatus heeft gekregen, die zij meent tot op heden nog te hebben. Indien eiseres statushouder in Oostenrijk is, is de Dublinverordening niet op haar van toepassing, zo stelt eiseres.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het antwoord op de vraag of eiseres een internationale beschermingsstatus in Oostenrijk heeft relevant is voor de beoordeling in deze zaak. Als eiseres een internationale beschermingsstatus in Oostenrijk heeft, is dat namelijk van belang voor de beoordeling of de Dublinverordening van toepassing is (zie de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2473, r.o. 3, en artikel 33, tweede lid, aanhef en onder a, van Richtlijn 2013/32/EU) dan wel voor de beoordeling of er proceseconomische redenen bestaan om de asielaanvraag in behandeling te nemen (zie artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in verbinding met paragraaf C2/5, derde bolletje (onder ‘discretionaire bepalingen’), van de Vreemdelingencirculaire 2000).
4.2.
Eiseres heeft tijdens het verhoor door de AVIM op 22 juli 2023 uit zichzelf verklaard dat zij een ‘Oostenrijks vluchtelingenpaspoort’ heeft, maar dat dit uit haar woning in Wenen is gestolen. Verder heeft zij verklaard dat zij sinds juni 2000 in Oostenrijk heeft verbleven, dat zij Duits spreekt en dat zij graag in de asielprocedure in het Duits wil worden gehoord. Tijdens dat verhoor heeft eiseres ook een door haar, in de Duitse taal, geschreven brief overgelegd. Daarin staat onder meer dat zij sinds 2005 asiel in Oostenrijk heeft.
4.3.
Verweerder heeft op 22 juli 2023 Eurodac geraadpleegd. Daarin staat niet geregistreerd dat eiseres in Oostenrijk een asielaanvraag heeft ingediend en/of in Oostenrijk een internationale beschermingsstatus heeft.
4.4.
Verweerder mag in beginsel uitgaan van de juistheid en volledigheid van de informatie in Eurodac en zich daarop bij beslissingen baseren. In het specifieke geval van eiseres ligt dit naar het oordeel van de rechtbank evenwel anders. Eiseres heeft verklaard al in 2005 een asielstatus in Oostenrijk te hebben gekregen. Gelet op de bewaringstermijnen van gegevens in Eurodac (zie artikelen 5, 6 en 12 van Verordening 407/2002 en artikelen 11, 12 en 18 van Verordening 604/2013) staat een in 2005 ingediende asielaanvraag/verleende asielstatus (zeer waarschijnlijk) niet meer in Eurodac geregistreerd. Gelet hierop en op de onder 4.2. vermelde omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat eiseres de Duitse taal vloeiend spreekt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit specifieke geval navraag had moeten doen bij de Oostenrijkse autoriteiten over de verblijfsstatus van eiseres in Oostenrijk. Hierbij betrekt de rechtbank dat verweerder, gelet op de psychische toestand van eiseres (zie hierna), in redelijkheid niet van eiseres kon verlangen om nadere bewijsstukken van haar gestelde Oostenrijkse asielstatus te vergaren.
4.5.
Verweerder heeft de hiervoor bedoelde navraag bij de Oostenrijkse autoriteiten – die hij relatief eenvoudig via ‘Dublinnet’ zou kunnen doen – ten onrechte niet gedaan. Daarom is de rechtbank, in aanmerking genomen overweging 4.1, van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en, in het verlengde daarvan, niet deugdelijk is gemotiveerd. De onder 4. weergegeven beroepsgrond slaagt.
Persoonlijk onderhoud
5. Eiseres voert verder aan dat er ten onrechte geen persoonlijk onderhoud als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening met haar heeft plaatsgevonden en dat zij evenmin in het bezit is gesteld van de brochure als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Dublinverordening. Eiseres stelt dat het haar, vanwege haar psychische problematiek, niet kan worden verweten dat zij in augustus 2023 niet op het geplande Dublingehoor is verschenen. Eiseres was, gelet op haar medische situatie, op dat moment ook helemaal niet in staat om te worden gehoord. Gelet op de signalen over de psychische gesteldheid van eiseres en de informatie in de medische stukken van 20 en 22 september 2023 had verweerder een medisch onderzoek door FMMU/Medifirst moeten laten verrichten. Door dit na te laten heeft verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid, aldus eiseres.
5.1.
Het voor de beoordeling van deze beroepsgrond relevante juridisch kader is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5.2.
Uit artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening volgt dat de lidstaat die overgaat tot bepaling van de verantwoordelijke lidstaat, een persoonlijk onderhoud met de verzoeker verricht. Op 30 november 2023 (ECLI:EU:C:2023:934) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) een arrest gewezen dat mede gaat over het persoonlijk onderhoud van artikel 5 van de Dublinverordening. In dat arrest heeft Hof overwogen dat een overdrachtsbesluit waartegen beroep is ingesteld op de grond dat het persoonlijk onderhoud waarin artikel 5 voorziet niet is gevoerd, nietig moet worden verklaard, tenzij de nationale regeling de betrokkene de mogelijkheid biedt om in het kader van dat beroep persoonlijk al zijn argumenten tegen dat besluit uiteen te zetten tijdens een gehoor dat de in voornoemd artikel 5 genoemde voorwaarden en waarborgen eerbiedigt, en ondanks deze argumenten geen ander besluit kan worden vastgesteld.
5.3.
Het persoonlijk onderhoud, dat de vreemdeling onder meer de gelegenheid biedt om zijn bezwaren tegen een mogelijke overdracht naar voren te brengen, is dus een belangrijke fase in de Dublinprocedure. Het is daarom van belang dat dit persoonlijk onderhoud zorgvuldig plaatsvindt en van verweerder kan worden verlangd dat hij zich inspant om een persoonlijk onderhoud met de vreemdeling te houden. Dat kan betekenen dat verweerder onder omstandigheden moet onderzoeken of een vreemdeling in het kader van dat persoonlijk onderhoud bijzondere procedurele waarborgen behoeft.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres, via de oproeplijst op de locatie Budel, (eerst) voor 3 augustus 2023 en (daarna) voor 4 augustus 2023 heeft uitgenodigd voor een Dublingehoor, zijnde een persoonlijk onderhoud als bedoeld in artikel 5 van de Dublinverordening. Eiseres is op 3 en 4 augustus 2023 niet verschenen bij het gehoor. Naar het oordeel van de rechtbank bestonden er op dat moment, en ook op het moment van het uitbrengen van het voornemen op 20 september 2023, geen aanwijzingen dat eiseres niet in staat was om op het gehoor te verschijnen of om te worden gehoord.
5.5.
Bij de zienswijze van 27 september 2023 is het patiëntendossier van eiseres ingebracht. Daaruit komt (onder meer) het volgende naar voren. Eiseres is een verwarde vrouw, ziet dingen die er niet zijn, lijkt in een waan te leven, praat veel in zichzelf en lacht op willekeurige momenten. Zij is angstig en bang om alleen te zijn, wisselt in gelaatsuitdrukking en emotie, geeft antwoorden die niet altijd bij de vraag passen en kan zich sommige dingen niet herinneren. Zij vertoont (sociaal) afwijkend gedrag: zij smeert zichzelf in met azijn, bevredigde zichzelf op de eettafel en plaste midden in de kamer. Gedacht wordt aan een PTSS met dwanggedachten of mogelijk een psychotische stoornis. Eiseres is op 22 september 2023 overgeplaatst vanuit de reguliere opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers naar de Intensief Begeleidende Opvang (IBO).
5.6.
Op basis van deze medische informatie moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig aan worden getwijfeld of eiseres op 3 en 4 augustus 2023 wel in staat was om te begrijpen dat zij was uitgenodigd voor een gehoor, om zich zelfstandig naar het gehoor te begeven en om überhaupt te worden gehoord. Gelet hierop had verweerder na ontvangst van de medische informatie op 27 september 2023 een medisch advies moeten opvragen bij het FMMU of Medifirst, met name over de vragen of eiseres op 3 en 4 augustus 2023 in staat was om te worden gehoord en om te begrijpen dat zij moest worden gehoord alsmede over de vragen of eiseres op het moment van advisering in staat is om te worden gehoord en dit te begrijpen, en zo ja, of zij in het kader van het gehoor bijzondere procedurele waarborgen behoeft (zoals begeleiding van IBO-personeel, net als bij de zitting van de rechtbank). Nu verweerder een dergelijk medisch advies niet heeft opgevraagd, is niet duidelijk of eiseres op 3 en 4 augustus 2023 wel een reële mogelijkheid is geboden om te worden gehoord en, mocht blijken dat dit niet het geval is, of eiseres psychisch gezien in staat was om, al dan niet met aanvullende maatregelen, op een later moment alsnog te worden gehoord. Bij gebreke van een medisch advies kan dan ook niet worden geoordeeld dat verweerder in het specifieke geval van eiseres in voldoende mate heeft voldaan aan zijn uit artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening voortvloeiende verplichting om een persoonlijk onderhoud te voeren. Ook om deze reden is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en, in het verlengde daarvan, niet deugdelijk gemotiveerd. De onder 5. weergegeven beroepsgrond slaagt eveneens.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
7. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, nu verweerder de hiervoor vermelde gebreken in het bestreden besluit niet in de beroepsfase heeft hersteld. De rechtbank ziet ook geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien nu er nog nader onderzoek dient plaats te vinden en het aan verweerder is om dit te verrichten. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat dit naar het zich laat aanzien in dit geval geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zal inhouden. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. Mocht verweerder voornemens zijn de asielaanvraag van eiseres wederom niet in behandeling te nemen, dan dient hij daaraan voorafgaand in ieder geval de onder 4.4. bedoelde navraag bij de Oostenrijkse autoriteiten te doen en het onder 5.6. bedoelde medisch advies op te vragen. Afhankelijk van de inhoud van het medisch advies dient er mogelijk ook nog een Dublingehoor met eiseres te worden gehouden.
8. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier.
BIJLAGE
Dublinverordening (Verordening 604/2013)
Artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening luidt als volgt.
Om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen, voert de lidstaat die met het bepalen van de verantwoordelijk lidstaat is belast een persoonlijk onderhoud met de
verzoeker. Het onderhoud biedt de verzoeker tevens de mogelijkheid de overeenkomstig artikel 4 aan hem verstrekte informatie juist te begrijpen.
Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU)
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Procedurerichtlijn beoordelen de lidstaten binnen een redelijke termijn nadat een verzoek om internationale bescherming wordt gedaan of de verzoeker een verzoeker is die bijzondere procedurele waarborgen behoeft.
Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb)
Uit artikel 3.108b, eerste lid, van het Vb volgt dat voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de asielaanvraag wordt beoordeeld of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat indien de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft, gedurende het onderzoek passende steun wordt geboden.
Op grond van artikel 3.109, vijfde lid, van het Vb, voor zover hier van belang, wordt de vreemdeling een medisch onderzoek aangeboden.
Op grond van artikel 3.109c, eerste lid, van het Vb, voor zover hier van belang, is, indien de aanvraag vermoedelijk niet in behandeling zal worden genomen op grond van artikel 30 van de Wet, artikel 3.109 van het Vb niet van toepassing.
Werkinstructie 2021/12
In deze werkinstructie staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Aan vreemdelingen waarvan de aanvraag wordt behandeld in spoor 1 of 2, wordt niet standaard een medisch advies horen en beslissen aangeboden. In een zaak kan er echter te allen tijde aanleiding zijn een dergelijk advies toch aan te bieden. Hetzelfde geldt voor opvolgende asielaanvragen. Ook daarin kan het dossier de medewerker aanleiding geven om de vreemdeling een medisch advies horen en beslissen aan te bieden.
Het doel van het medisch advies is het in kaart brengen van medische beperkingen die van invloed kunnen zijn op het horen en beslissen door de IND.”
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.