ECLI:NL:RBDHA:2024:22913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL24.44919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 14 november 2024 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 26 november 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank onderzoekt of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 22 november 2024 meegedeeld dat eiser op 26 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 25 november 2024 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt. De rechtbank concludeert dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Gezien de omstandigheden en de informatie van de gemachtigde van eiser, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier, en is openbaar gemaakt op 27 november 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.44919
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S. Oukil),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde waren conform hun berichtgeving hierover, niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser procesbelang?
2. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 22 november 2024 meegedeeld dat eiser volgens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 26 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 25 november 2024 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar eiser op dit moment verblijft.
2.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.1 Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij
1 Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.2.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door zijn aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
3. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.