ECLI:NL:RBDHA:2024:22913
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 14 november 2024 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 26 november 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank onderzoekt of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 22 november 2024 meegedeeld dat eiser op 26 juni 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 25 november 2024 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt. De rechtbank concludeert dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats, er van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
Gezien de omstandigheden en de informatie van de gemachtigde van eiser, gaat de rechtbank ervan uit dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van K.L.H. Thomas, griffier, en is openbaar gemaakt op 27 november 2024.