ECLI:NL:RBDHA:2024:22887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
NL24.18776 en NL24.18777
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor familiehereniging met echtgenoot, mvv-vereiste en belangenafweging onder Unierecht en EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier beoordeeld. Eiseres, een Sierra Leoonse nationaliteit, had een aanvraag ingediend om bij haar echtgenoot in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiseres niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van dit vereiste. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres, die stelt dat het mvv-vereiste onredelijk is en in strijd met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Unierecht en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die vrijstelling rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM en artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn in het nadeel van eiseres uitvalt. Eiseres heeft geen recht op een verblijfsvergunning en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de eiseres krijgt geen griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.18776 en NL24.18777
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder
(gemachtigde: mr. M. van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 21 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 april 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de heer [referent] (referent) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Eiseres heeft een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aangevraagd met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’, omdat zij bij haar echtgenoot (referent) in Nederland wil verblijven.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en omdat zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van dit vereiste. Eiseres heeft in Nederland familieleven met haar echtgenoot. Verweerder heeft daarom een belangenafweging in het kader van artikel van het 8 van het EVRM [1] gemaakt, maar heeft die in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Verweerder heeft in het bestreden besluit ook een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn [2] (afgekort: Gri) en heeft die eveneens in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Ook heeft verweerder eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Het tegenwerpen van het mvv-vereiste is onredelijk en in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft de belangenafweging in het kader van artikel 17 van de Gri ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen. Verder heeft verweerder bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet betrokken dat eiseres en referent niet afhankelijk zijn van sociale voorzieningen. Ook blijkt niet dat verweerder de omstandigheden die in het voordeel van eiseres wegen in samenhang heeft beoordeeld. Verder heeft Sierra Leone geen ambassade, waardoor eiseres meermaals naar een ander land zou moeten reizen om de aanvraag te doen, aan de inburgeringseis te voldoen en het inreisvisum op te halen. Ten slotte vormt het inreisverbod een te grote inmenging op het familie- en privéleven van eiseres in het kader van artikel 8 van het EVRM, omdat zij haar echtgenoot dan niet kan bezoeken met een visum.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste niet in strijd is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat het mvv-vereiste op zichzelf niet in strijd is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel, zo lang het mogelijk is om rekening te houden met bijzondere individuele omstandigheden. [3] Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiseres vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste, op grond van bijzondere individuele omstandigheden middels de hardheidsclausule. [4]
7.1.
In de uitspraak van 29 maart 2019 [5] heeft de hoogste bestuursrechter uiteengezet hoe die toets aan bijzondere individuele omstandigheden – de evenredigheidstoets - die het Hof voorschrijft, in de Nederlandse rechtspraktijk moet worden toegepast. De hoogste bestuursrechter legt in deze uitspraak de hardheidsclausule zo uit, dat verweerder hierbij moet betrekken dat een vreemdeling aan alle materiële vereisten voor het toestaan van verblijf voldoet. Als een vreemdeling bijzondere individuele feiten en omstandigheden aanvoert die op zichzelf genomen niet voldoende zijn voor vrijstelling van het mvv-vereiste, moet verweerder beoordelen of het onevenredig bezwarend zou zijn om vast te houden aan het mvv-vereiste als die vreemdeling daarnaast aan alle materiële vereisten voor verblijf zou voldoen. Uit het arrest Yön volgt immers dat al deze omstandigheden in hun onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. Concreet betekent dit dat verweerder eerst moet uitgaan van de veronderstelling dat aan alle materiële voorwaarden voor de vergunning wordt voldaan. Vervolgens moet verweerder toetsen of de aangevoerde bijzondere omstandigheden, in combinatie met het voldoen aan de voorwaarden, zouden leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste. Als dat het geval is, dan dient vervolgens te worden getoetst aan inhoudelijke voorwaarden voor de vergunning.
Hardheidsclausule
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet heeft hoeven vrijstellen van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule, omdat er in haar geval geen sprake is van voldoende bijzondere omstandigheden. Eiseres heeft in dit kader gesteld dat Sierra Leone geen ambassade heeft en een beroep gedaan op het arrest Yön en de eerdergenoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het standpunt heeft mogen innemen dat dit geen bijzondere omstandigheden zijn die leiden tot de conclusie dat het tegenwerpen van het mvv-vereiste onevenredig zou zijn, ook niet in combinatie met de veronderstelling dat eiseres voldoet aan alle voorwaarden voor verblijf. In dit geval is namelijk geen sprake van een vergelijkbare situatie met de zaken waar eiseres een beroep op doet. In het arrest Yön was de vreemdeling afhankelijk van haar echtgenoot. Ze kon wegens haar gezondheidssituatie niet zonder haar echtgenoot naar Turkije gaan om de visumprocedure te starten. In dit geval is niet gebleken van een dergelijke situatie. Hoewel de vreemdeling in de genoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter net als eiseres naar een ambassade in een ander land zou moeten reizen, speelden ook andere omstandigheden een grote rol. De vreemdeling had geen reisdocumenten en zou dus niet per vliegtuig kunnen reizen. Ook vergeleken met die zaak geldt daarom dat sprake is van een op relevante punten afwijkende situatie.
8.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder daarom mogen concluderen dat, ook met de fictie dat aan de materiële verblijfsvoorwaarden wordt voldaan, er onvoldoende gebleken is van bijzondere omstandigheden die leiden tot vrijstelling van het mvv-vereiste. Daarom hoefde verweerder ook niet verder aan de materiële voorwaarden te toetsen.
Artikel 17 van de Gri
8.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging in het kader van artikel 17 van de Gri in het nadeel van eiseres uitvalt.
8.4.
Bij de belangenafweging in het kader van artikel 17 van het Gri dient verweerder rekening te houden met de aard en hechtheid van de gezinsband tussen eiseres en referent, de duur van het verblijf van eiseres in Nederland, alsmede het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden van eiseres met haar land van herkomst. [6] Verweerder heeft deze belangen voldoende kenbaar betrokken in het bestreden besluit en vervolgens afgewogen tegen de belangen van de Nederlandse samenleving. Bij de beoordeling van de aard en hechtheid van de band tussen eiseres en referent heeft verweerder in het voordeel van eiseres gewogen dat referent als echtgenoot een kerngezinslid is en de Nederlandse nationaliteit bezit. Verweerder heeft hierbij in het nadeel mogen wegen dat eiseres en referent hun gezinsleven zijn gestart op een moment dat eiseres geen verblijfsvergunning had. Hoewel de relatie sinds de aanvraag van eiseres is geïntensiveerd en eiseres en referent in de bezwaarprocedure zijn getrouwd, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat dit voor eigen rekening en risico komt. Verder heeft verweerder bij de beoordeling van de duur van het verblijf van eiseres in Nederland mogen betrekken dat aan eiseres maar voor een korte periode een verblijfsvergunning is toegekend en dat deze met terugwerkende kracht is ingetrokken. Ook heeft verweerder erop mogen wijzen dat aan eiseres een terugkeerbesluit is opgelegd bij de afwijzing van haar asielaanvraag. Ten slotte heeft verweerder zich bij de beoordeling van de culturele en sociale banden van eiseres met Sierra Leone op het standpunt mogen stellen dat de banden van eiseres met Sierra Leone sterker zijn dan die met Nederland. Door eiseres zijn geen belangen gesteld die de uitkomst van de afweging anders zouden kunnen maken.
Artikel 8 van het EVRM
8.5.
Uit vaste jurisprudentie van het EHRM [7] en van de hoogste bestuursrechter volgt dat bij aanvragen op grond van artikel 8 van het EVRM er een ‘fair balance’ moet worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling en diens familie enerzijds, en het algemeen belang van de Staat anderzijds. De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden bij die belangenafweging heeft betrokken. Deze maatstraf impliceert dat de rechter de door verweerder gemaakte belangenafweging enigszins terughoudend moet toetsen. [8]
8.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de belangen van eiseres in het kader van artikel 8 van het EVRM kenbaar afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid en voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat referent de Nederlandse nationaliteit bezit, in Nederland werkt en hier familie heeft. Daartegenover heeft verweerder in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat zij familieleven is gaan uitoefenen in Nederland zonder dat zij hier rechtmatig verblijf had. Dat het gezinsleven van eiseres met referent zonder rechtmatig verblijf is gestart en geïntensiveerd, komt voor hun eigen rekening en risico. Het recht op familieleven in artikel 8 EVRM biedt daarbij geen vrije woonplaatskeuze. Eiseres en referent kunnen de keuze maken hun familieleven in Sierra Leone of via moderne communicatiemiddelen voort te zetten. Verder heeft verweerder in het nadeel meegewogen dat eiseres sinds de intrekking van haar eerdere verblijfsvergunning in Nederland is gebleven, terwijl zij Nederland had moeten verlaten. Verweerder heeft ook in het nadeel mogen wegen dat geen sprake is van objectieve belemmeringen om het gezinsleven in Sierra Leone uit te oefenen. Verder heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres op volwassen leeftijd naar Nederland is gekomen, dat zij het grootste deel van haar leven in Sierra Leone heeft gewoond, zij de taal spreekt en daar familie heeft. Haar banden met Sierra Leone zijn daarom sterker dan haar banden met Nederland. Gelet hierop mag verweerder ervan uitgaan dat eiseres in Sierra Leone, net als in Nederland, ook een netwerk kan opbouwen. Het is de rechtbank ten slotte niet gebleken dat verweerder geen of onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het feit dat eiseres en referent niet afhankelijk zijn van sociale voorzieningen. Verweerder heeft zich hierover verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het economisch belang van Nederland verder strekt dan dat gegeven, nu ook andere voorzieningen uit algemene middelen worden belast als gevolg van het toestaan van verblijf.
8.7.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet vrijgesteld hoeft te worden van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft in het bestreden besluit alle relevante feiten en omstandigheden meegewogen in de belangenafweging en zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
Inreisverbod
9. Omdat eiseres eerder een terugkeerbesluit heeft gekregen en hieraan niet heeft voldaan, was verweerder verplicht om een inreisverbod uit te vaardigen tegen eiseres. [9] Voor zover eiseres betoogt dat de oplegging van het inreisverbod in strijd is met artikel 8 van het EVRM [10] , slaagt dit betoog niet. Los van het feit dat eiseres dit niet verder heeft onderbouwd, heeft verweerder in de besluitvorming voldoende uitgelegd waarom hij niet afziet van het uitvaardigen van een inreisverbod. Verder kan in bijzondere gevallen of als een mvv wordt verleend om opheffing van het inreisverbod worden verzocht.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond.
11. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [11] .
12. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 7 augustus 2018, ECLI:EU:C:2018:632 (Yön).
4.Op grond van artikel 17 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en paragraaf B1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1001.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:27.
7.Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:964.
9.Zei artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
10.Op grond van artikel 66a, achtste lid, van de Vw.
11.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.