ECLI:NL:RBDHA:2024:22887
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor familiehereniging met echtgenoot, mvv-vereiste en belangenafweging onder Unierecht en EVRM
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier beoordeeld. Eiseres, een Sierra Leoonse nationaliteit, had een aanvraag ingediend om bij haar echtgenoot in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiseres niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van dit vereiste. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres, die stelt dat het mvv-vereiste onredelijk is en in strijd met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat het mvv-vereiste niet in strijd is met het Unierecht en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die vrijstelling rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM en artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn in het nadeel van eiseres uitvalt. Eiseres heeft geen recht op een verblijfsvergunning en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de eiseres krijgt geen griffierecht terug.