In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eiser heeft zijn aanvraag op 30 januari 2024 ingediend, en verweerder had 90 dagen de tijd om te beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 17 september 2024 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval is besloten dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak moet beslissen. Indien verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en verweerder moet het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter A. Skerka en is openbaar gemaakt op 22 november 2024.