ECLI:NL:RBDHA:2024:22826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 23 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 december 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de beslissing van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen, in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid, omdat in het voornemen nauwelijks is ingegaan op de individuele aspecten van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt echter dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is en dat de minister de redenen voor de verantwoordelijkheid van Frankrijk duidelijk heeft uiteengezet. De rechtbank wijst op eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ter ondersteuning van haar oordeel. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Frankrijk en geen proceskostenvergoeding ontvangt.