In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft zijn aanvraag op 16 juni 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/3. Eiser heeft de minister op 20 september 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank het beroep kennelijk gegrond verklaart.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de minister een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast moet de minister binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor afnemen en binnen acht weken daarna het besluit bekendmaken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 21 november 2024.