ECLI:NL:RBDHA:2024:22800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
NL24.39334 en NL24.39335
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvragen en de gevolgen van bestuurlijke dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 oktober 2024, zijn de beroepen van eisers gegrond verklaard. Eisers, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, hebben beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 12 juni 2023 zijn ingediend en dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvragen had moeten beslissen. Deze termijn was echter met negen maanden verlengd, waardoor de minister tot 24 september 2024 de tijd had om te beslissen. Aangezien de minister niet tijdig heeft beslist, hebben eisers de minister in gebreke gesteld en beroep ingesteld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak nadere gehoren van eisers af te nemen en binnen acht weken daarna besluiten op de aanvragen bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 oktober 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.39334 en NL24.39335

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,V-nummer: [V-nummer] , eiser
[eiseres] ,V-nummer: [V-nummer] , eiseres
gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: de aanvragen).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaken niet nodig is.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Zijn de beroepen van eisers ontvankelijk en gegrond?
3. Eisers hebben hun aanvragen ingediend op 12 juni 2023. Verweerder moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvragen beslissen.3 Verweerder heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd.4 Eisers hebben verweerder op 24 september 2024, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroepen ingesteld tegen het
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
niet tijdig beslissen op de aanvragen. De rechtbank verklaart de beroepen daarom kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
4. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.5 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
5. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eisers in deze zaak nog niet zijn gehoord. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. In de uitspraak van 8 juli 20207 acht de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het zogenoemde 8+8-wekenmodel passend. De rechtbank ziet geen grond om in dit geval een andere termijn passend te achten. Dit betekent dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak van eisers nadere gehoren moet afnemen en binnen acht weken daarna de besluiten op de aanvragen bekend moet maken.
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?.
6. Eisers hebben op grond van artikel 8:55c van de Awb gevraagd dat de rechtbank de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom (de bestuurlijke dwangsom) vaststelt.
7. In de artikelen 4:17 tot en met 4:19 van de Awb staat dat het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen aan een betrokkene als het bestuursorgaan niet op tijd een beslissing neemt. Sinds 11 juli 2021 geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet),waarin is bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn als het gaat om een besluit op een asielaanvraag voor bepaalde tijd. Verweerder hoefde dus geen bestuurlijke dwangsommen meer te betalen als hij te laat beslist in dat soort zaken. De vraag ontstond of dit in strijd was met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. In de uitspraak van de ABRvS van 30 november 20228 is geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. Daarmee staat vast dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd als hij te laat beslist op een asielaanvraag voor bepaalde tijd.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
8. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de uitspraak van 30 november 20229 geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing
5 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb
zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.10
9. De rechtbank bepaalt in elk van deze zaken, met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
10. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen zestien weken alsnog besluit op de aanvragen bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5?). De rechtbank beschouwt deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het met besluiten gelijk te stellen niet-tijdig nemen van besluiten;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak nadere gehoren van eisers af te nemen en binnen acht weken daarna besluiten op de aanvragen bekend te maken, in ieder geval
  • bepaalt dat verweerder aan elk van de eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. Dit bedrag wordt toegekend in zaaknummer NL24.39334.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
10 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 oktober 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.