In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 oktober 2024, zijn de beroepen van eisers gegrond verklaard. Eisers, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, hebben beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen op 12 juni 2023 zijn ingediend en dat de minister uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvragen had moeten beslissen. Deze termijn was echter met negen maanden verlengd, waardoor de minister tot 24 september 2024 de tijd had om te beslissen. Aangezien de minister niet tijdig heeft beslist, hebben eisers de minister in gebreke gesteld en beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak nadere gehoren van eisers af te nemen en binnen acht weken daarna besluiten op de aanvragen bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 oktober 2024.