ECLI:NL:RBDHA:2024:22784
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep niet-ontvankelijk in asielzaak wegens te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eiser is ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar de minister had niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser betwistte dat er een situatie was die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde, zoals vastgelegd in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3, er wel degelijk sprake was van een situatie die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. Hierdoor was de ingebrekestelling van eiser, die op 18 september 2024 was ingediend, te vroeg. De rechtbank concludeerde dat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door de minister, zoals beschreven in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).