In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om beroepen tegen het niet tijdig beslissen aan te houden, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend tot een beslissing te komen. Eiser heeft op 15 februari 2023 zijn aanvraag ingediend, maar verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd en is in gebreke gesteld door eiser op 26 september 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en gegrond is.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn opleggen. De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is op 2 juli 2024 bekendgemaakt.