ECLI:NL:RBDHA:2024:2277

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
23/5015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verrekening van proceskosten en griffierecht door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die sinds 2012 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), was het niet eens met de verrekening van proceskosten en griffierecht met een openstaande vordering. Het primaire besluit van 22 december 2022, waarbij het Uwv de kostenvergoeding verrekende met een vordering uit hoofde van onverschuldigd betaald toeslag, werd door eiseres bestreden. Eiseres stelde dat er dringende redenen waren om van de verrekening af te zien, gezien haar financiële situatie en schuldenlast.

De rechtbank overwoog dat het besluit tot terugvordering van 16 juli 2018 in rechte vaststond en dat er geen dringende redenen waren om af te zien van de verrekening. De rechtbank concludeerde dat de proceskosten in mindering waren gebracht op de vordering van het Uwv en dat eiseres er niet op achteruitging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om vergoeding van proceskosten en griffierecht af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5015

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder
gemachtigde: mr. [naam] .

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de vergoeding van de proceskosten en griffierecht verrekend met een openstaande vordering op eiseres.
Bij besluit van 13 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een verzoek ingediend om de zaak zonder zitting af te doen. Verweerder heeft medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen schriftelijke afdoening.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
Eiseres ontvangt sinds 2012 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen (WIA). In aanvulling daarop ontving zij een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW).
1.2
Bij besluit van 7 maart 2018 heeft verweerder de WIA-uitkering vanaf 8 mei 2018
beëindigd. Daarnaast heeft verweerder bij beslissing van 16 juli 2018 een bedrag van te veel uitbetaalde toeslag teruggevorderd, te weten een bedrag van € 2.870,09.
1.3
Op 14 oktober 2019 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat het bedrag is
verhoogd met wettelijke rente en aanmaningskosten tot € 3.337,45.
1.4
Aan eiseres is na een beroepsprocedure (wederom) een WIA-uitkering toegekend per 8 mei 2018. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten.
1.5
Verweerder heeft bij het primaire besluit de proceskosten en griffierecht van een totaalbedrag € 808,- verrekend met het nog openstaande bedrag van € 3.468,94.
2. Eiseres is in bezwaar gegaan. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij meent dat verweerder had moeten afzien van de terugvordering, omdat zij jarenlang zonder voldoende inkomsten heeft geleefd. Eiseres heeft veel schulden en staat zij onder bewind. Volgens eiseres is sprake van dringende redenen om af te zien van de verrekening.
4. Verweerder handhaaft in beroep het bestreden besluit.
5.1
De rechtbank overweegt als volgt.
5.2
De rechtbank constateert in de eerste plaats dat het besluit tot terugvordering van 16 juli 2018 in rechte vast staat. Daarbij is niet gebleken dat het thans openstaande bedrag wordt betwist. De rechtbank zal zich in het navolgende dus beperken tot de invordering, althans de verrekening.
5.3
De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van artikel 20a, tweede lid, van de TW in samenhang met artikel 14g, tweede lid, van de TW bevoegd is tot het verrekenen van onder andere kostenvergoeding met een vordering uit hoofde van onverschuldigd betaald toeslag. [1]
5.4
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres betoogt geen dringende reden om af te zien van de verrekening. De proceskosten zijn in mindering gebracht op de vordering die verweerder heeft op eiseres. Met de verrekening gaat eiseres er dan ook niet op achteruit. Het betoog slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor vergoeding van proceskosten en het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4171, zie ook de uitspraak van 23 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:703.