ECLI:NL:RBDHA:2024:2277
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verrekening van proceskosten en griffierecht door het Uwv
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres, die sinds 2012 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), was het niet eens met de verrekening van proceskosten en griffierecht met een openstaande vordering. Het primaire besluit van 22 december 2022, waarbij het Uwv de kostenvergoeding verrekende met een vordering uit hoofde van onverschuldigd betaald toeslag, werd door eiseres bestreden. Eiseres stelde dat er dringende redenen waren om van de verrekening af te zien, gezien haar financiële situatie en schuldenlast.
De rechtbank overwoog dat het besluit tot terugvordering van 16 juli 2018 in rechte vaststond en dat er geen dringende redenen waren om af te zien van de verrekening. De rechtbank concludeerde dat de proceskosten in mindering waren gebracht op de vordering van het Uwv en dat eiseres er niet op achteruitging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om vergoeding van proceskosten en griffierecht af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.