ECLI:NL:RBDHA:2024:22610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/3524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake paspoortaanvragen van eisers

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2024, in de zaak SGR 24/3524, wordt het beroep van eisers tegen de beslissing van de minister van Buitenlandse Zaken beoordeeld. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G.E. Eind, hadden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 maart 2023, waarbij hun aanvragen voor Nederlandse paspoorten niet in behandeling werden genomen. De minister verklaarde het bezwaar van eisers gegrond met een besluit op 11 maart 2024, maar eisers waren van mening dat de minister onterecht aanvullende documenten eiste, ondanks dat hun aanvragen inhoudelijk waren beoordeeld.

Tijdens de zitting op 29 oktober 2024 werd duidelijk dat eisers inmiddels hun paspoorten hadden opgehaald, maar zij wensten toch een principieel oordeel over de rechtmatigheid van de beslissing van de minister. De rechtbank overwoog dat er geen procesbelang meer bestond, aangezien het resultaat van hun beroep niet meer bereikt kon worden. De rechtbank stelde vast dat louter een principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen belang meer was bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank wees ook op de mogelijkheid van een proceskostenvergoeding, maar oordeelde dat er geen reden was om deze toe te kennen, gezien de omstandigheden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. G.E. Eind),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. L.H.T. Geuzendam en I.S. IJserinkhuisen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers.
1.1.
Bij besluit van 29 maart 2023 heeft verweerder de aanvragen van eisers niet in behandeling genomen. Met het bestreden besluit van 11 maart 2024 heeft verweerder het bezwaar van eisers gegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 maart 2024 de bezwaren van eisers gegrond verklaard en de beschikking van 29 maart 2023 herroepen en beslist dat de Nederlandse paspoorten kunnen worden verstrekt aan de kinderen van eisers.
3. In onderdeel 6 van besteden besluit is overwogen dat eisers zich tot de ambassade dienen te wenden met het oog op het verrichten van de noodzakelijke formaliteiten (waaronder het invullen van nieuwe aanvraagformulieren en het overleggen van de vereiste bescheiden). Ook is overwogen dat niet opnieuw voor de paspoortaanvragen betaald hoeft te worden. Eisers zijn het hier niet mee eens omdat verweerder deze overweging als dragend voor het besteden besluit aanmerkt. Dit blijkt namelijk uit de omstandigheid dat toen eisers zich op 18 april 2024 – na een vijf uur durende reis – tot de Nederlandse ambassade in Accra hadden gewend om de aangevraagde paspoorten in ontvangt de nemen, door het ambassade personeel is medegedeeld dat zij naast een nieuw ingevuld aanvraagformulier ook andere documenten dienen te overleggen. Nu de aanvraag van eisers inhoudelijk is beoordeeld en na een afwijzende beslissing een volledige heroverweging heeft plaatsgevonden en is bepaald dat aan eisers de Nederlandse paspoorten kunnen worden verstrekt, kan nu alleen maar tot afgifte worden overgegaan. Nu verweerder opnieuw allerlei documenten verlangt, wordt miskend dat eisers reeds de verzochte documenten hebben ingediend. Het besteden besluit is onvoldoende gemotiveerd en dient te worden vernietigd wegens een motiveringsgebrek.
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers aangegeven dat eisers de paspoorten inmiddels hebben opgehaald, maar dat zij desondanks graag een principieel oordeel ontvangen over de rechtmatigheid van de gewraakte overweging. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of er nog sprake is van een proces belang.
5. Uit vaste rechtspraak volgt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
6. Zoals de Afdeling in onder meer haar uitspraak van 4 februari 2015 [1] heeft geoordeeld, geeft de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Indien, afgezien van de vraag of aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling over te gaan, geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de zaak, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het bestuursorgaan aan eisers is tegemoetgekomen. De rechtbank is van oordeel in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen reden bestaat voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.
7. Nu eisers geen procesbelang hebben, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.