ECLI:NL:RBDHA:2024:22589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
24/3497
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.B. de Jong, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door verweerder op 8 juni 2023 was afgewezen. Na bezwaar bleef verweerder bij zijn standpunt, wat leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 7 november 2024 behandeld.

Eiseres, die eerder als pedagogisch medewerker werkte, had zich in 2020 ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Na een periode van zwangerschaps- en bevallingsuitkering, meldde zij zich opnieuw ziek in maart 2023. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door de arbeidsdeskundige werd bevestigd. Eiseres voerde aan dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts en dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3497

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.B. de Jong),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Met het besluit van 8 juni 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Met het besluit van 14 maart 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan de procedure
1.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als pedagogisch medewerker kinderopvang voor ongeveer 28 uur per week. Eiseres heeft zich op 17 november 2020 ziek gemeld in verband met lichamelijke klachten door de zwangerschap en psychische klachten. Hierna heeft zij vanaf 9 december 2020 een zwangerschaps- en bevallingsuitkering toegekend gekregen waardoor de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) is beëindigd. Eiseres heeft zich per 31 maart 2023 wederom ziek gemeld in verband met fysieke klachten, zijnde bekkenklachten met plasproblemen, en psychische klachten, zijnde depressieve klachten en paniekaanvallen. Op 6 maart 2023 heeft zij het einde van de wachttijd bereikt waarna zij een WIA-uitkering heeft aangevraagd.
1.2.
In het kader van de primaire beoordeling heeft de verzekeringsarts onderzoek gedaan. Hiervoor heeft de verzekeringsarts eiseres gezien op een spreekuur op 1 juni 2023 en het dossier en de ontvangen informatie bestudeerd. De bevindingen zijn uiteengezet in het medisch onderzoeksverslag van 1 juni 2023. De verzekeringsarts overweegt dat er bij eiseres sprake is van paniekstoornis en overige specifieke persoonlijkheidsstoornis. Ook overweegt de verzekeringsarts dat er geen sprake is van lichamelijke klachten en beperkingen. Er worden beperkingen opgenomen voor het uiten van de eigen gevoelens, omgaan met conflicten, samenwerken, ’s nachts niet werken, 8 uur per dag en 40 uur per dag week werken, regelmatige werktijden. Ook zijn er specifieke voorwaarden opgenomen voor het persoonlijk functioneren, namelijk een voorspelbare werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen en zonder veelvuldige deadlines, en het sociaal functioneren, namelijk geen leidinggevende aspecten.
1.3.
De arbeidsdeskundige heeft naar aanleiding hiervan een onderzoek verricht, waarvan de bevindingen uiteen zijn gezet in het rapport van 7 juni 2023. Eiseres wordt minder dan 35%, namelijk 6,99%, arbeidsongeschikt geacht. Ter ondersteuning hiervan zijn de functies vleesbewerker (SBC-code 271070), machine-operator voedingsmiddelenindustrie (SBC-code 271090) en bestelzoeker/magazijnmedewerker houthandel e.d. (SBC-code 262251) geduid. Aanvullend zijn de functies productiemedewerker hout en bouw (SBC-code 111173) en drukker (SBC-code 268020) geduid. Eiseres werd minder dan 35%Hierna is het primaire besluit genomen.
1.4.
Eiseres is in bezwaar gegaan en voerde aan – in het kort – dat het onderzoek onzorgvuldig is nu er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen. Zij heeft door de psychische klachten die zij ondervindt, paniekaanvallen en angstklachten, een slaapprobleem. Eiseres heeft ook rugklachten veroorzaakt door recidiverende galsteenkolieken, hierdoor is zij beperkt voor dynamische en statische handelingen. Ook heeft zij al langere tijd klachten in verband met bekkenbodeminstabiliteit, hierdoor is zij beperkt in het tillen en bukken.
1.5.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft naar aanleiding van het bezwaar van eiseres onderzoek gedaan. Hiervoor heeft de verzekeringsarts b&b lichamelijk onderzoek verricht tijdens de hoorzitting op 30 januari 2024 en informatie opgevraagd bij de behandeld sector. De bevindingen zijn uiteengezet in de medische rapportage van 6 maart 2024. De verzekeringsarts b&b volgt de primaire verzekeringsarts in de beoordeling van de psychische klachten. Wat betreft de galblaas- en bekkenklachten wordt er aanleiding gezien om aanvullende lichte beperkingen op te nemen voor het tillen en dragen, de functionele mogelijkhedenlijst (FML) wordt hier op aangepast. Er wordt geen aanleiding gezien om een urenbeperking op te nemen op basis van beschikbaarheid, energetisch of preventief, nu er geen slaapstoornis is erkend.
1.6.
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van de aangepaste FML vastgesteld dat eiseres minder dan 35%, namelijk 9,85% , arbeidsongeschikt is. Ter ondersteuning hiervan zijn de functies assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041), archiefmedewerker (SBC-code 315132) en assemblagemedewerker metaalwaren (SBC-code 264140) geduid. Aanvullend zijn de functies medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) geduid. Hierna is het bestreden besluit genomen.
Beoordeling door de rechtbank
2. In geschil is of met de fysieke en psychische klachten van eiseres per datum in geding, 7 maart 2023, onvoldoende rekening is gehouden in de FML en of het onderzoek hierdoor onzorgvuldig te achten is.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder een besluit over arbeidsongeschiktheid mag baseren op een rapport opgesteld door een verzekeringsarts b&b. Dat kan anders zijn in het geval de betrokkene aannemelijk maakt dat dit rapport niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inconsequenties bevat of onvoldoende is gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts b&b geldt dat een betrokkene in beginsel niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen met medische informatie.
4.1.
Eiseres voert aan dat, ondanks de aanpassingen aan de FML, er nog steeds niet genoeg rekening is gehouden met haar klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Door de paniekaanvallen en angstklachten, is zij ernstig beperkt in het sociaal functioneren. Ook tijdens de nachtelijke uren heeft eiseres last van angstklachten waardoor zij een ernstig slaaptekort heeft, hier wordt door verweerder geen rekening mee gehouden. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen.
4.2.
Verweerder voert aan dat eiseres in het beroepschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden noemt en dat haar standpunt niet wordt onderbouwd door (nieuwe) medische gegevens. Er wordt zodoende geen aanleiding gezien om het standpunt te wijzigen.
4.3.
Eiseres heeft hangende beroep een aanvullend bericht van de behandelend psycholoog van 5 juli 2024 ingediend. Hieruit blijkt dat de medicatie Sertraline recent verhoogd is naar 100 milligram en dat het therapietraject heel intens en intensief is voor eiseres. De rechtbank overweegt dat de verhoging van de medicatie ver na de datum in geding heeft plaatsgevonden. Verder is niet gebleken dat de informatie van belang kon zijn voor de beoordeling per datum in geding.
4.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het medische onderzoek onzorgvuldig te achten. De rechtbank stelt vast dat de primaire verzekeringsarts eiseres psychisch heeft onderzocht op het spreekuur van 1 juni 2023. De verzekeringsarts b&b was aanwezig op de hoorzitting van 30 januari 2024 en heeft eiseres toen ook lichamelijk onderzocht, ook is de overgelegde en opgevraagde medische informatie van de behandelend sector kenbaar in de heroverweging betrokken. De rechtbank acht hierbij van belang dat de fysieke klachten die in de primaire fase niet zijn meegenomen in de beoordeling, de galblaas- en bekkenklachten, kenbaar zijn meegenomen in de herbeoordeling in bezwaar. Verder acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts b&b informatie van haar behandelaars heeft opgevraagd tijdens de bezwaarprocedure en dat dit volgens de verzekeringsarts b&b voldoende was voor de beoordeling.
4.5.
Wat betreft de lichamelijke belastbaarheid van eiseres zijn in de FML beperkingen opgenomen voor tillen en dragen tijdens het werk, eiseres kan ongeveer 10 kilogram tillen en dragen. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat in de FML hiermee rekening is gehouden met de galblaas- en bekkenklachten. Wat betreft de psychische belastbaarheid van eiseres zijn in de FML beperkingen aangenomen voor werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, werken met beperkte leidinggevende taken, voorspelbare werksituaties, werk zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen, het uiten van eigen gevoelens, omgaan met conflicten, samenwerken met een van te voren afgebakende taak, werk dat geen leidinggevende aspecten bevat, ’s nachts niet werken, regelmatige werktijden en 8 uur per dag en 40 uur per week werken. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen nu er geen slaapstoornis is onderkend, er is ook geen sprake van slaapmedicatie. De verzekeringsarts b&b onderschrijft de psychische belastbaarheid zoals opgesteld door de primaire verzekeringsarts en overweegt mede dat er met behandeling meer stabilisatie bereikt kan worden maar dat er ook terugval is, hiermee worden de beperkingen niet duurzaam geacht. De rechtbank ziet in hetgeen dat eiseres aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de heroverweging van de verzekeringsarts b&b af te wijken omdat een omdat een medisch objectieve onderbouwing voor het aannemen van meer beperkingen in de FML ontbreekt.
4.6.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

5. Verweerder heeft terecht de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering afgewezen. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.