ECLI:NL:RBDHA:2024:22589
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.B. de Jong, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door verweerder op 8 juni 2023 was afgewezen. Na bezwaar bleef verweerder bij zijn standpunt, wat leidde tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 7 november 2024 behandeld.
Eiseres, die eerder als pedagogisch medewerker werkte, had zich in 2020 ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Na een periode van zwangerschaps- en bevallingsuitkering, meldde zij zich opnieuw ziek in maart 2023. De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat door de arbeidsdeskundige werd bevestigd. Eiseres voerde aan dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts en dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.