In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Verweerder hanteert vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om beroepen tegen het niet tijdig beslissen aan te houden, omdat dit de prikkel wegneemt om voortvarend tot een beslissing te komen. De aanvraag is op 16 april 2024 gedateerd en de rechtbank gaat ervan uit dat deze op of kort na die datum door verweerder is ontvangen. Verweerder heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, maar eiseres heeft verweerder op 17 oktober 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn opleggen. In deze zaak bepaalt de rechtbank dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en legt verweerder de genoemde verplichtingen op.