ECLI:NL:RBDHA:2024:22560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
NL24.47466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 27 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt Palestijns te zijn, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft op 17 december 2024 zijn zaak gepresenteerd, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die stelt dat er in Spanje sprake is van een ernstige opvangcrisis en gebreken in de toegang tot de asielprocedure, zorgvuldig overwogen. Eiser verwijst naar verschillende bronnen, waaronder het AIDA rapport 2023, dat de tekortkomingen in het Spaanse opvangsysteem beschrijft. Ondanks de zorgen die eiser uit, oordeelt de rechtbank dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de opvangsituatie in Spanje, omdat er geen nieuwe, relevante informatie is die een ander oordeel rechtvaardigt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 december 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47466
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Berger),

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: dhr. A. Hadfy-Kovâcs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt dat hij Palestijns is en is geboren op [2001] . De minister heeft de vreemdeling aanmerkt als van onbekende nationaliteit. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 november 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, gemachtigde van eiser, gemachtigde van de minister en tolk de heer H. Aziz.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Spanje een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser stelt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Hiertoe voert eiser aan dat er ten aanzien van Spanje sprake is van een ernstige opvangcrisis en gebreken in de toegang tot de asielprocedure. Dit levert een systeemfout op in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. Ter onderbouwing van zijn standpunt, haalt eiser verschillende bronnen aan. Ten eerste wordt in de update van het AIDA rapport 2023 ten aanzien van Spanje geschreven over de chronische tekortkomingen in het opvangsysteem, wat ervoor zorgt dat Dublinclaimanten geen opvang krijgen. Ten tweede worden in een onderzoek naar het Spaanse vluchtelingenopvangsysteem de serieuze en structurele problemen in Spanje besproken. De toename van asielzoekers overweldigt het opvangprogramma in Spanje, wat resulteert in structurele tekortkomingen. Veel asielzoekers krijgen te maken met dakloosheid, sociale achterstanden, instabiliteit en onzekerheid. Ten derde wordt in een online artikel van 4 juli 20242 gesproken over een sociale noodsituatie op Lanzarote vanwege een enorme instroom van migranten. Eiser haalt dit artikel aan om te tonen dat de opvangcrisis in Spanje op het hele grondgebied speelt. Op het vaste land van Spanje is er dermate weinig opvangcapaciteit, dat vreemdelingen die op Lanzarote zitten, niet kunnen worden overgeplaatst. Tot slot wijst eiser op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen3, waarin een Dublinterugkeerder in Spanje volledig aan zijn eigen lot werd overgelaten. Hij kreeg geen opvang en geen toegang tot de asielprocedure. Dit is ook wat eiser hoort van kennissen die terug naar Spanje zijn gekeerd. Het bovenstaande maakt dat de minister niet onkundig is van informatie waaruit een risico van een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling volgt. De minister is hierdoor gehouden om nader onderzoek te verrichten naar de opvangsituatie en asielprocedure in Spanje of om individuele garanties te geven.4 Het is niet realistisch dat de minister van eiser verwacht dat hij bij de Spaanse autoriteiten kan klagen. In de update van het AIDA rapport 2023, onder voetnoot 400, is ook te lezen dat meerdere mensen in 2019 hebben geklaagd bij het superior court in Madrid over de opvang. De opvang is sindsdien niet zichtbaar verbeterd.
6. De rechtbank stelt voorop dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien
van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling in de uitspraak van 24 juni 20245 nog bevestigd. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
Daarvan is sprake als eiser aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals neergelegd in het arrest Jawo. Eiser is hierin niet geslaagd.
2
Spain’s Lanzarote island declares ‘social emergency’ over influx of young migrants
4 ECLI:EU:C:2024:195.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In de uitspraak van de Afdeling6 is geoordeeld dat de update van het AIDA rapport 2023 over de opvangvoorzieningen geen wezenlijk ander beeld schetst dan waar de Afdeling eerder al over heeft geoordeeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit oordeel af te wijken. De uitspraak van de rechtbank Groningen7 en het bericht over Lanzarote8 geven evenmin een wezenlijk ander beeld van de situatie. Eiser is zelf niet eerder als asielzoeker of Dublinclaimant in Spanje geweest en kan dus niet vanuit persoonlijke ervaring spreken. Weliswaar blijkt uit de door eiser aangehaalde bronnen dat de situatie
in Spanje voor verbetering vatbaar is, er is echter geen reden om op voorhand aan te nemen dat eiser na overdracht aan Spanje terecht zal komen in een situatie die de hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. De Spaanse autoriteiten hebben verder met
het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Spaanse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiser toch problemen ondervindt met het krijgen van opvangvoorzieningen of te maken krijgt met discriminatie of andere problemen kan hij hierover zijn beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Hoewel eiser aanvoert dat klagen voor hem lastig is, is niet gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De minister hoefde geen nader onderzoek te verrichten of garanties te vragen aan de Spaanse autoriteiten nu uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en er geen omstandigheden zijn genoemd die hiertoe aanleiding geven. De door eiser aangedragen bronnen zijn meegenomen door de Afdeling in haar uitspraak en zorgen dus niet voor een wezenlijk ander beeld. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
8
Spain’s Lanzarote island declares ‘social emergency’ over influx of young migrants

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van
S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.