ECLI:NL:RBDHA:2024:22537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
C/09/675684 / FA RK 24-8178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing, inschrijving school en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing, inschrijving op school en wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Burger, verzocht om toestemming om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen en hem in te schrijven op een basisschool aldaar. De vader, vertegenwoordigd door mr. E.J.W. Schuijlenburg, voerde verweer en was van mening dat de verhuizing niet in het belang van [minderjarige] was. De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en het belang van [minderjarige] afgewogen. De moeder stelde dat haar huidige woning te klein was en dat de verhuizing noodzakelijk was om samen te wonen met haar nieuwe partner. De vader betwistte de noodzaak van de verhuizing en wees op de gevolgen voor de zorgregeling. De rechtbank oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was en dat het belang van de vader om contact met [minderjarige] te houden zwaarder woog. Daarom werd het verzoek van de moeder afgewezen. De rechtbank heeft ook het verzoek om inschrijving op school in [plaats 1] afgewezen en de bestaande zorgregeling gehandhaafd, met uitzondering van de vakantie- en feestdagenregeling, waarover partijen overeenstemming hadden bereikt. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-8178
Zaaknummer: C/09/675684
Datum beschikking: 19 december 2024
Vervangende toestemming verhuizing, inschrijving school en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 13 november 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Burger te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.J.W. Schuijlenburg te Leidschendam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • de door de advocaat van de moeder op 3 december 2024 ingediende beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 november 2022 betreffende de ontbinding van het geregistreerd partnerschap met het daaraan aangehechte door partijen ondertekende ouderschapsplan en convenant ter ontbinding geregistreerd partnerschap;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de vader, ingekomen op 5 december 2024.
Op 9 december 2024 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen hebben een geregistreerd partnerschap met elkaar gehad van 12 augustus 2019 tot 1 december 2022.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] .
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • In het door partijen op 17 oktober 2022 ondertekende ouderschapsplan zijn partijen, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
  • [minderjarige] zal de hoofdverblijfplaats hebben bij de moeder.
  • Zorgregeling: [minderjarige] zal wekelijks van woensdagmiddag tot donderdagochtend bij de vader verblijven en tevens om de week in het weekend van vrijdagavond tot zondagavond.
  • Tot de datum dat [minderjarige] naar de basisschool gaat, zullen de vakanties steeds in onderling overleg in januari voor het komende jaar worden gepland waarbij vakanties in beginsel voor een periode van één week worden gepland, en wanneer [minderjarige] naar de basisschool gaat, zullen de ouders deze regeling herzien.
  • De ouders zijn de volgende verdeling van de feestdagen overeengekomen:
- Oud & nieuw: jaarlijks wisselend, 2022 bij de moeder;
- Pasen: conform zorgregeling;
- Koningsdag: conform zorgregeling;
- Hemelvaart: conform zorgregeling;
- Pinksteren: conform zorgregeling;
- Sinterklaas: conform zorgregeling;
- Kerst: ieder een dag. Voor 2022 Eerste Kerstdag bij de vader, Tweede Kerstdag bij de moeder;
- Moederdag / Vaderdag: bij de betreffende ouder;
- verjaardag ouders: bij de betreffende ouder;
- verjaardag opa en oma en neefjes/nichtjes: bijwonen, ongeacht de zorgregeling;
- verjaardag [minderjarige] : op dag zelf conform zorgregeling, andere ouder komt langs, feestje samen vieren.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • haar toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen en hem in te schrijven op het adres [adres] ( [postcode] ) te [plaats 1] ;
  • haar toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om [minderjarige] in te schrijven op een geschikte basisschool in [plaats 1] ;
  • de in het ouderschapsplan van 23 november 2022 opgenomen zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat:
  • [minderjarige] één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend voor school bij de vader verblijft;
  • de verdeling van de vakanties te wijzigen zoals opgenomen in punt 4.4 van het verzoekschrift;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader (voorwaardelijk) zelfstandig, en in zoverre met wijziging van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2022:
  • indien aan de moeder toestemming wordt verleend om naar [plaats 1] te verhuizen: een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] gedurende drie achtereenvolgende weekenden per maand bij de vader zal verblijven, van vrijdagmiddag na school tot zondagmiddag 17.00 uur (voor het avondeten), met de bepaling dat de moeder [minderjarige] zal brengen en ophalen bij de vader, alsmede gedurende het vierde weekend vanaf vrijdagmiddag na school tot zaterdagmiddag 17.00 uur (voor het avondeten), waarbij de moeder [minderjarige] naar de vader zal brengen en hem op zaterdag zal ophalen;
  • te bepalen dat [minderjarige] bij de vader zal verblijven gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen, conform het voorstel van de moeder zoals weergegeven onder randnummer 4.4 van haar verzoek, uitgezonderd het op de maandag naar school brengen als [minderjarige] bij de vader is verbleven;
  • althans een zodanige zorgregeling te bepalen die de rechtbank juist acht;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
Standpunt moeder
De moeder is na de scheiding naar een andere woning vertrokken, een kleine woning met maar één slaapkamer. De moeder slaapt op een slaapbank in de woonkamer. Vanaf het begin was bekend dat deze nieuwe woonruimte tijdelijk zou zijn. Inmiddels heeft de moeder al geruime tijd een vaste nieuwe relatie. Zij wenst samen te wonen met haar nieuwe partner en met [minderjarige] bij hem in te trekken in zijn woning in [plaats 1] . De moeder was in de veronderstelling dat de vader ermee akkoord was dat zij uiteindelijk met [minderjarige] bij haar nieuwe partner in [plaats 1] zou gaan wonen. Toch geeft de vader nu geen toestemming voor de verhuizing, zodat zij deze procedure is gestart. De nieuwe partner van de moeder heeft twee kinderen uit een eerdere relatie, waarmee hij een co-ouderschapsregeling heeft waarbij de kinderen de helft van de week en om het weekend bij hem zijn. De kinderen van de nieuwe partner van de moeder zijn in [plaats 1] geworteld. De nieuwe partner van de moeder heeft met zijn ex-partner afspraken op grond waarvan hij niet ergens anders naartoe kan verhuizen, zodat de moeder wel moet verhuizen naar haar partner toe. [minderjarige] kan het goed vinden met de kinderen van de nieuwe partner en is in de weekenden al gewend aan (de omgeving) [plaats 1] . De verhuizing is volgens de moeder noodzakelijk omdat haar huidige woning te klein is. Verder stelt de moeder dat [minderjarige] waarschijnlijk sowieso al zou moeten wisselen van school, omdat hij wellicht meer zorg nodig heeft dan zijn huidige school kan bieden. Mogelijk heeft [minderjarige] namelijk een vorm van ADHD of autisme. Dat moet nog blijken uit een diagnostisch onderzoek bij de GGZ dat nu loopt. Een verhuizing heeft minimale impact op de zorgregeling, omdat de zorgregeling volgens de moeder toch al gewijzigd moest worden.
Standpunt vader
De vader staat wel open voor overleg over een verhuizing van de moeder, maar in de regio, niet daarbuiten. Volgens de vader is de relatie van de moeder met haar nieuwe partner nog te pril om nu al – met [minderjarige] – te gaan samenwonen. Zij kondigde begin april 2024 aan dat zij iemand had leren kennen en wilde kijken waar dat naartoe zou gaan. Wat de vader betreft bestaat er op dit moment geen noodzaak om nu al te verhuizen en te gaan samenwonen met haar nieuwe partner. De moeder loopt te hard van stapel. Natuurlijk mag zij haar leven invullen zoals zij wenst, maar het belang van [minderjarige] mag niet uit het oog worden verloren. Mocht de relatie toch niet stand houden, moet zij met [minderjarige] weer verhuizen. Dat acht de vader niet in het belang van [minderjarige] . Verder zal bij een verhuizing de zorgregeling zoals die nu geldt niet meer uitvoerbaar zijn. Het is voor de vader belangrijk dat hij wekelijks contact kan blijven houden met [minderjarige] . Bij een verhuizing zal de vader [minderjarige] minder vaak zien en zullen doordeweekse contactmomenten ook niet meer haalbaar zijn. De door de moeder aangeboden compensatie in de zorgregeling bij een verhuizing vindt de vader onvoldoende en niet uitvoerbaar. De vader kan [minderjarige] niet op maandagochtend naar school brengen in [plaats 1] , omdat hij moet werken vanaf 07.00 uur en hij bovendien niet zoveel kilometers mag rijden met zijn werk bus. Verder voert de vader aan dat [minderjarige] in zijn jonge leven al een scheiding en een verhuizing heeft meegemaakt. [minderjarige] is ook net begonnen met zwemles in [plaats 2] . De wens van de moeder om te verhuizen weegt niet op tegen de grote gevolgen daarvan voor [minderjarige] . De moeder heeft niet onderzocht dan wel aangetoond dat haar partner niet naar de regio van de moeder kan verhuizen. Tot slot kan de huidige school van [minderjarige] volgens de vader voldoende ondersteuning bieden.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over [minderjarige] meebrengt dat de moeder voor een verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 1] de toestemming van de vader nodig heeft. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling van het verzoek alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van [minderjarige] een overweging van eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Bij de te maken belangenafweging gaat het enerzijds om het belang van de moeder om een eigen invulling te geven aan haar leven, waarbij het samenwonen met haar nieuwe partner in een ruimere woning een belangrijke rol speelt. Anderzijds gaat het om het belang van de vader om de huidige zorgregeling – waarbij hij [minderjarige] wekelijks ziet – op vergelijkbare wijze vorm te kunnen geven.
Op de zitting is gebleken dat de ouders allebei duidelijk het belang van [minderjarige] voorop stellen. Daarvoor complimenteert de rechtbank de ouders. De verhuizing naar [plaats 1] is (op dit moment) voor de vader echter onbespreekbaar en voor de moeder een diep gekoesterde wens, waardoor het begrijpelijkerwijze niet lukt op één lijn te komen.
De rechtbank heeft de belangen afgewogen en is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het belang van de vader op een onbelemmerd contact met [minderjarige] zwaarder weegt dan het belang van de moeder om een eigen invulling te geven aan haar leven. De rechtbank begrijpt dat de noodzaak voor de verhuizing naar [plaats 1] in de visie van de moeder is gelegen in het betrekken van een grotere woonruimte met meerdere (slaap)kamers en in het feit dat de partner van de moeder is gebonden aan [plaats 1] en niet naar de regio van de moeder kan verhuizen. Die noodzaak is door de vader op de zitting gemotiveerd betwist. Met de vader is de rechtbank van oordeel dat de moeder de noodzaak voor de voorgenomen verhuizing onvoldoende heeft aangetoond en onvoldoende heeft onderbouwd. Zo heeft de moeder geen stukken ingediend waaruit blijkt dat haar partner niet richting haar kan verhuizen of dat er geen andere mogelijkheid is dan dat de moeder naar [plaats 1] verhuist. Het contact tussen de vader en [minderjarige] zou bij een verhuizing naar [plaats 1] fors minder worden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de moeder graag een grotere woning wil betrekken, ziet de rechtbank geen noodzaak voor de moeder om nu te verhuizen. De moeder heeft op de zitting ook aangegeven dat zij niet nu meteen wil verhuizen. De verhuizing kwam ter sprake op het moment dat de ouders over de zorgregeling gingen praten. De moeder wil op enig moment naar [plaats 1] verhuizen, maar wanneer precies hangt van meerdere factoren af en staat nog niet vast. Dit betekent dat de rechtbank nu een prematuur oordeel zou moeten geven over een situatie die in de toekomst gaat plaatsvinden, maar waarvan onzeker is wanneer precies. Het zou kunnen dat de omstandigheden dan anders zijn, waardoor een oordeel mogelijk anders uit zou vallen. Het is nu dus te vroeg om daar een oordeel over te geven.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de moeder en haar nieuwe partner elkaar net één jaar kennen. Voor de moeder voelt het als een bestendige relatie waarin samen wonen de volgende logische stap is, maar de rechtbank overweegt dat, zodra er kinderen bij betrokken zijn daar voorzichtig mee moet worden omgegaan. Zeker in dit geval waarin bij [minderjarige] nog wordt onderzocht of hij een vorm van ADHD of autisme heeft. In dit licht acht de rechtbank de relatie van de moeder te kort voor een verhuizing met [minderjarige] naar een andere regio, met alle ingrijpende gevolgen van dien.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] , afwijzen.
Vervangende toestemming inschrijving school
Het met de verhuizing samenhangende verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige] op een school in [plaats 1] zal de rechtbank gelet op dat wat hiervoor is overwogen ook afwijzen.
Zorgregeling, vakanties en feestdagen
De rechtbank zal geen andere zorgregeling vaststellen. In de situatie dat de moeder niet naar [plaats 1] zal verhuizen is niet gebleken dat de huidige zorgregeling voorlopig niet kan blijven doorlopen.
De moeder verzoekt verder een concrete vakantie- en feestdagenverdeling. De vader heeft daarmee ingestemd. De rechtbank zal het verzoek van de moeder op dit punt dan ook toewijzen omdat partijen daarover overeenstemming hebben.
Proceskosten
Nu het een familierechtelijke kwestie betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen de ouders te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van het door partijen op 17 oktober 2022 ondertekende ouderschapsplan – :
bepaalt ten aanzien van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2020 te [geboorteplaats] , een vakantie- en feestdagenregeling, waarbij [minderjarige] als volgt bij de moeder dan wel de vader verblijft:
  • zomervakantie: eerste drie weken bij de moeder, laatste drie weken bij de vader, waarbij wekelijks een videobelmoment plaatsvindt met de andere ouder op woensdag, met de wissel op zaterdag 10.00 uur;
  • herfstvakantie (vanaf vrijdag na school tot en met maandag voor school): even jaren bij vader, oneven jaren bij moeder;
  • voorjaarsvakantie (vanaf vrijdag na school tot en met maandag voor school): even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader;
  • meivakantie: eerste week bij de moeder, tweede week bij de vader, met de wissel op zaterdag 10.00 uur;
  • kerstdagen: in de even jaren: kerstavond en eerste kerstdag tot 20.00 uur bij de vader, eerste kerstdag vanaf 20.00 uur en tweede kerstdag bij de moeder; oneven jaren: kerstavond en eerste kerstdag tot 20.00 uur bij de moeder, eerste kerstdag vanaf 20.00 uur en tweede kerstdag bij de vader;
  • kerstvakantie: in onderling overleg verdelen partijen de rest van de vakantie en oud en nieuw;
  • Moederdag en Vaderdag: [minderjarige] zal vanaf 10.00 uur tot maandag voor school bij de betreffende ouder verblijven;
  • overige feestdagen: conform reguliere zorgregeling;
  • verjaardagen van partijen en andere familieleden worden niet verplicht bijgewoond, maar enkel indien dit mogelijk is conform reguliere zorgregeling.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 december 2024.