ECLI:NL:RBDHA:2024:22535
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens onvoldoende onderbouwing van bedreigingen en gewetensbezwaren
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1999, heeft op 19 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Minister van Asiel en Migratie op 9 september 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 27 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door familieleden vanwege een stuk grond dat hij heeft geërfd, en dat hij ook vreest voor vervolging vanwege de militaire dienstplicht. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over de bedreigingen niet eenduidig, aannemelijk en samenhangend zijn. De minister heeft terecht geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond is, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van eiser niet zijn onderbouwd met objectieve documenten en dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat er geen ernstige gewetensbezwaren zijn.
De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt en is openbaar gemaakt op 5 december 2024.