ECLI:NL:RBDHA:2024:11732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
NL24.24453, NL24.24454
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardige problemen met ex-vriendin en dienstplicht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, geboren in 1998 en van Algerijnse nationaliteit, heeft op 7 mei 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 7 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft problemen met de familie van zijn ex-vriendin, die volgens hem leiden tot bedreigingen en zelfs de vrees voor zijn leven. Daarnaast is eiser opgeroepen voor militaire dienst in Algerije, wat hij ook als reden voor zijn asielaanvraag aanvoert.

De rechtbank oordeelt dat de problemen met de familie van de ex-vriendin niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft inconsistenties in zijn verklaringen en kan niet overtuigend aantonen dat hij daadwerkelijk bedreigd wordt. De rechtbank vindt het ongerijmd dat eiser niet weet wat de achternaam van zijn ex-vriendin is, ondanks dat hij een relatie met haar heeft gehad. Ook de vrees voor de Algerijnse maffia wordt niet onderbouwd met bewijs.

Wat betreft de dienstplicht, concludeert de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op vervolging loopt. De rechtbank wijst erop dat eiser geen bewijs heeft geleverd dat hij daadwerkelijk is opgeroepen voor de dienstplicht en dat de wetgeving in Algerije vereist dat er een tweede oproep moet zijn voordat er vervolging kan plaatsvinden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24453 (beroep) en NL23.24454 (voorlopige voorziening).
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser en verzoeker], eiser en verzoeker (hierna: eiser),

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, (gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 7 mei 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 7 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] .
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.24453) ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL24.24454) te treffen.
1.4
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 23 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Lazar als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling van het beroep

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij problemen in Algerije heeft gehad met de familie van zijn ex-vriendin [naam 1]. Eiser stelt dat hij door de vader van [naam 1], die politieagent is, met haar betrapt werd in een park. Vervolgens heeft de vader zijn zoon [naam 2] op eiser afgestuurd. Eiser heeft [naam 2] geslagen en hij heeft daarna ook vaker met hem gevochten. Eiser vreest bij terugkeer door de vader van [naam 1] vermoord te worden. Daarnaast heeft eiser gesteld dat hij niet kan terugkeren naar Algerije, omdat hij opgeroepen is voor de militaire dienstplicht en niet wil dienen in het Algerijnse leger.

Wat heeft verweerder besloten?

3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
problemen met de familie van de ex-vriendin;
militaire dienstplicht.
3.1
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn geloofwaardig geacht.
3.2
Verweerder heeft de problemen van eiser met de familie van zijn ex-vriendin niet geloofwaardig geacht. Redengevend daarvoor is dat eiser vaag, wisselend en inconsistent verklaard heeft over deze problemen. Zo heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij niet weet wat de achternaam is van (de familie van) zijn ex-vriendin, terwijl eiser stelt dat hij ongeveer een jaar een relatie met [naam 1] heeft gehad. Ook is aan eiser tegengeworpen dat hij niet weet wat de rol of rang van de vader van [naam 1] binnen de politie is en dat hij de vader nooit zelf gesproken heeft, maar enkel van vrienden weet dat de vader van [naam 1] hem wil vermoorden. Ook heeft verweerder tegengeworpen dat het ongerijmd is dat eiser enerzijds verklaart dat zijn broer vermoord is door de familie van [naam 1], omdat de broer geld zou hebben gestolen, maar dat eiser anderzijds geen inzicht kan bieden in hoe de moord op zijn broer verband houdt met de problemen die eiser stelt te hebben met de familie van [naam 1] dan wel met personen die betrokken zijn bij de Algerijnse maffia. Eiser heeft dit aspect van zijn asielrelaas bovendien niet met documenten onderbouwd.
3.3
Verweerder heeft vervolgens geloofwaardig geacht dat eiser de dienstplicht in Algerije nog niet heeft uitgevoerd en dat hij vanwege zijn leeftijd tot de categorie van dienstplichtigen in Algerije behoort. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege deze dienstplichtigheid bij terugkeer naar Algerije gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag) heeft. Redengevend daarvoor is dat ten eerste niet van gewetensbezwaren tegen de dienstplicht is gebleken, nu eiser heeft verklaard dat hij gewoon niet wil voldoen aan de dienstplicht en dat daar geen verdere gedachte achter zit. Ook is door eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij gedwongen zal worden tot het verrichten van oorlogsmisdrijven of andere misdrijven die onder artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag vallen of dat hij ten gevolge van dienstweigering of desertie discriminatoir of disproportioneel gestraft zal worden.
3.4
Ook van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) vanwege de dienstplichtigheid van eiser is niet gebleken. Redengevend daarvoor is dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij een oproep voor de dienstplicht heeft gekregen. De overgelegde kopie van het Arabische document is deels onleesbaar en onvertaald en daardoor is onduidelijk op wie dit document betrekking heeft, van welke instantie dit document afkomstig is en welke strekking deze tekst heeft. De enkele omstandigheid dat eiser de dienstplichtige leeftijd heeft, maakt nog niet dat hij ook een risico op ernstige schade loopt. Uit een ambtsbericht [2] blijkt dat pas sprake is van strafbare dienstplichtontduiking na het niet verschijnen bij de tweede oproep. Ook is niet anderszins gebleken dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Algerije vanwege zijn dienstplichtigheid.
3.5
Omdat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij recht heeft op een asielvergunning en deze asielaanvraag een opvolgende aanvraag betreft die niet
niet-ontvankelijk verklaard is, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat het op 23 mei 2023 opgelegde terugkeerbesluit gericht op vertrek naar Algerije en het op diezelfde dag voor de duur van twee jaar opgelegde inreisverbod nog steeds geldig zijn.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert in beroep daartoe de volgende gronden aan.
4.1
Verweerder heeft de problemen met de familie van eisers ex-vriendin ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft met zijn verklaringen in het nader gehoor namelijk wel degelijk aannemelijk gemaakt dat hij vanwege deze problemen bedreigd wordt door leden van de Algerijnse maffia. Eiser stelt dat hij in Algerije meerdere malen door deze maffiosi is aangevallen en dat zij hem met messen in zijn buik, borst en nek hebben gestoken en ook met een auto hebben aangereden. Daarbij stelt eiser ook dat hij door leden van de Algerijnse maffia werd aangevallen in de verschillende asielzoekerscentra waarin hij in Nederland verbleven heeft. Eiser stelt dat hij door deze bedreigingen genoodzaakt was te vluchten en dat hij daardoor de uitkomst van de eerdere twee asielprocedures die hij in Nederland gestart heeft niet heeft kunnen afwachten.
4.2
Verweerder heeft ook ten onrechte geconcludeerd dat voor eiser geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM vanwege zijn dienstplichtigheid. Eiser heeft in beroep namelijk een vertaling van het Arabische document overgelegd, waaruit blijkt dat dit document ‘een bevel tot oproeping’ betreft, die gericht is aan eiser, afkomstig is van het Ministerie van Nationale Defensie en eiser verplicht om zich op 19 januari 2023 te melden voor een specialisatietraining. Met deze overgelegde vertaling heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij opgeroepen is voor de militaire dienstplicht. Daarnaast heeft eiser met zijn verklaringen aannemelijk gemaakt dat hij dienstplichtontduiker is en gewetensbezwaren heeft tegen de dienstplicht. Eiser verwijst in dit kader ook naar het ambtsbericht [3] waaruit blijkt dat dienstplichtontduiking strafbaar is en kan leiden tot uitsluiting van werk in publieke of private dienst en het uitoefenen van een vrij beroep. Uit het ambtsbericht [4] blijkt dat uit het buitenland terugkerende dienstplichtigen gearresteerd kunnen worden en kans lopen op deportatie naar een nabijgelegen legerkazerne, waarbij zij bij een zwaardere eenheid van de landmacht moeten dienen. Daarnaast blijkt uit het ambtsbericht [5] dat de situatie voor dienstplichtweigeraars in militaire gevangenissen zeer slecht is en militaire gedetineerden vaak worden mishandeld.
4.3
Tot slot voert eiser in beroep aan dat oplegging van een inreisverbod voor twee jaar buitenproportioneel en onredelijk is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op de zitting heeft eiser aangegeven dat geen oordeel meer gevraagd wordt over het inreisverbod. Ten aanzien van de afwijzing van de asielaanvraag twisten partijen over de geloofwaardigheid van de problemen met de familie van de ex-vriendin en de zwaarwegendheid van eisers dienstplichtigheid. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Problemen vanwege de familie van de ex-vriendin
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen van eiser vanwege de familie van de ex-vriendin niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder mocht daarbij aan eiser tegenwerpen dat hij vage, wisselende en inconsistente informatie heeft gegeven over de familie van zijn ex-vriendin, juist de familie waarvoor eiser stelt te vrezen bij terugkeer naar Algerije. Verweerder heeft het in dit kader bevreemdend en ongerijmd mogen achten dat eiser niet weet wat de achternaam van zijn
ex-vriendin en haar familie is, terwijl eiser stelt dat hij ongeveer een jaar een relatie met zijn ex-vriendin heeft gehad. Dat eiser nooit zelf gesproken heeft met de politieagent die hem betrapt zou hebben en dat eiser niet concreet weet aan te geven in welke rol deze agent bij de politie werkzaam is, heeft verweerder ook ongerijmd mogen achten, nu eiser stelt dat deze politieagent een familielid van zijn ex is en dat de betrapping door deze politieagent tot de problemen heeft geleid waardoor eiser is gevlucht. Verweerder mag in redelijkheid verwachten dat eiser over dergelijke aspecten die tot de kern van het asielrelaas behoren concreet en consistent kan verklaren. Dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de gestelde dood van zijn broer verband houdt met de problemen die eiser stelt te hebben ervaren vanwege de familie van zijn ex-vriendin, heeft verweerder ook ongerijmd mogen achten en aan eiser mogen tegenwerpen. Daarbij is van belang dat eiser heeft verklaard dat zijn broer andere problemen met de familie had, namelijk dat de broer samen met kinderen van de politieagent betrokken zou zijn bij mensenhandel en geld van hen gestolen zou hebben. Dat eiser de gestelde problemen vanwege de familie van zijn ex niet met stukken heeft kunnen onderbouwen, mocht verweerder - in samenhang bezien met de eerdere tegenwerpingen - ook betrekken in zijn conclusie over de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
5.2
De rechtbank volgt eiser daarbij niet in zijn stelling dat hij aannemelijk gemaakt heeft dat hij - bij terugkeer naar Algerije dan wel in Nederland - te vrezen heeft voor geweld van de Algerijnse maffia. Nu de rechtbank van oordeel is dat de problemen met de familie van de ex-vriendin niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht zijn, omdat de verklaringen van eiser op dit punt vaag, wisselend en inconsistent zijn, valt niet in te zien waarom eiser vanwege deze problemen nog te vrezen heeft voor de Algerijnse maffia. Daarbij heeft eiser de gestelde bedreigingen door de Algerijnse maffia niet anderszins met stukken of bewijsmiddelen onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Zwaarwegendheid dienstplicht
5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden geconcludeerd heeft dat eiser niet aannemelijk gemaakt heeft dat hij bij terugkeer naar Algerije gegronde vrees voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag heeft of een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM loopt vanwege zijn dienstplichtigheid.
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met zijn toelichting ter zitting voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het in beroep overgelegde stuk daartoe onvoldoende is. Verweerder heeft in deze motivering mogen betrekken dat eiser enkel een kopie van het originele document overgelegd heeft, dat dus niet op authenticiteit te onderzoeken is. Ook heeft verweerder terecht vastgesteld dat de tekst van deze kopie - mede getuige de beëdigde vertaling daarvan - deels onleesbaar is en dat mede daardoor de strekking van het document onduidelijk is. Als eiser gevolgd zou worden in zijn stelling dat dit document als een oproep voor de dienstplicht moet worden opgevat, dan heeft verweerder op grond van het ambtsbericht bovendien mogen concluderen dat daarmee niet aannemelijk gemaakt is dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade. Uit de Algerijnse wetgeving blijkt namelijk dat eiser pas na het weigeren van een tweede oproep vervolgd kan worden en daarvan is in dit geval nog geen sprake. Hiertoe zijn door eiser namelijk geen onderbouwende stukken overgelegd en daarbij heeft eiser ter zitting desgevraagd verklaard dat de overgelegde kopie de enige oproep betreft waar hij mee bekend is. Daarbij volgt uit het ambtsbericht dat weinig tot geen informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat de Algerijnse autoriteiten dienstplichtontduikers consequent vervolgen. Uit het ambtsbericht volgt ook dat onbekend is hoe vaak het daadwerkelijk voorkomt dat terugkerende dienstplichtontduikers gearresteerd en gedeporteerd worden.
5.5
Ook de verklaringen van eiser ter zitting maken niet dat eiser aannemelijk heeft gemaakt - gelet op het toepasselijke beleid [6] voor dienstweigeraars van verweerder - dat hij vanwege dienstplichtweigering gegronde vrees voor vervolging heeft in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Met de enkele stelling dat eiser niet in dienst wil, omdat hij geen onschuldige mensen wil doden, heeft eiser namelijk nog niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije gedwongen zal worden tot het plegen van oorlogsmisdrijven of andere misdrijven als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Deze stelling wordt namelijk niet ondersteund met informatie uit bewijsmiddelen of andere bronnen van algemene landeninformatie. Ook heeft eiser met deze stelling niet aannemelijk gemaakt dat hij de dienstplicht weigert vanwege onoverkomelijke gewetensbezwaren. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Nu er uitspraak is gedaan op het beroep, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. De datum van bekendmaking ziet u hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Kort thematisch ambtsbericht dienstplicht Algerije, november 2020.
3.Blz. 2.
4.Blz. 3 en 5.
5.Blz. 5.
6.Paragraaf C2/3.2.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000.