In deze zaak vordert BTTA Investments B.V. (hierna: BTTA) van Stichting De Hoog Biljart- en Bridgecentrum (hierna: De Hoog) betaling van een geldlening van € 52.493,16, vermeerderd met rente en kosten. De geldleningsovereenkomst is op 30 augustus 2022 overgenomen van Siroco Beleggingen B.V. door BTTA, die deze lening had verstrekt aan De Hoog in 2014. De Hoog heeft verweer gevoerd en stelt dat de lening niet opeisbaar is en dat de vordering inmiddels is verjaard. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij verschillende producties zijn ingediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2024.
De rechtbank oordeelt dat de geldlening opeisbaar is, ondanks de stelling van De Hoog dat het een vriendendienst betrof en dat er geen aanspraak op terugbetaling is gemaakt. De rechtbank stelt vast dat er geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt die de opeisbaarheid van de lening zouden uitsluiten. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de verjaring van de vordering niet is ingetreden, omdat De Hoog de rente tot en met 31 augustus 2022 heeft betaald, wat wordt beschouwd als een erkenning van de schuld. Hierdoor is de verjaringstermijn gestuit en is er een nieuwe termijn van vijf jaar begonnen.
De rechtbank wijst de vordering van BTTA toe tot een bedrag van € 52.295,73, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2% per jaar over het bedrag van € 50.998,00, met ingang van 1 januari 2023. Tevens wordt De Hoog veroordeeld in de beslagkosten en de proceskosten, die in totaal € 4.922,22 bedragen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.M. Limborgh op 27 november 2024.