ECLI:NL:RBDHA:2024:22461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
NL24.32412
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht naar Frankrijk in het licht van psychische klachten en het arrest C.K.

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die psychische klachten heeft en suïcidaal is, heeft een brief van zijn behandelaar overgelegd waarin staat dat de angst om terug te keren naar Frankrijk zijn klachten verergeren. De rechtbank heeft op 5 september 2024 de zaak behandeld, maar de zitting werd geschorst omdat eiser onwel werd. Na het indienen van aanvullende informatie door eiser en een reactie van verweerder, heeft de rechtbank op 19 september 2024 het onderzoek heropend. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problematiek van eiser en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de overdracht naar Frankrijk. De rechtbank oordeelt dat de minister het Bureau Medische Advisering (BMA) om advies had moeten vragen over de gezondheidstoestand van eiser voordat een overdrachtsbesluit werd genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 15 augustus 2024 en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.968,75.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32412

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 15 augustus 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening, [1] op 5 september 2024 op zitting behandeld. Omdat eiser onwel was geworden, heeft de rechtbank de behandeling geschorst. Vervolgens heeft de rechtbank op 16 september 2024 het onderzoek op zitting voortgezet. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Ook is verschenen de heer [naam 1] , verpleegkundige bij GGZ Centraal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser, de tolk en de verpleegkundige hebben via een digitale verbinding deelgenomen aan de zitting.
1.2.
De rechtbank heeft op 19 september 2024 het onderzoek heropend. De rechtbank heeft per brief eiser verzocht om nadere inlichtingen te verstrekken over zijn gezondheidssituatie. Bij uitspraak van dezelfde datum heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
1.3.
Bij brief van 15 oktober 2024 heeft eiser de verzochte inlichtingen verstrekt. Bij brief van 28 oktober 2024 heeft verweerder hierop gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 5 december 2024.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De rechtbank is van oordeel dat verweerder nader onderzoek moet doen naar de medische gesteldheid van eiser. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Besluitvorming
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [2] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [3] Uit Eurodac is namelijk gebleken dat eiser op 20 augustus 2020, 23 december 2022 en 24 juli 2023 in Frankrijk een asielaanvraag heeft ingediend. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Waar gaat het geschil over?
5. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de overdracht aan Frankrijk moet worden verboden. Eiser heeft in dit kader een beroep gedaan op het arrest C.K. van het Hof van Justitie. [4] Volgens eiser is er sprake van een ernstige mentale aandoening die maakt dat de overdracht een reëel risico zou inhouden op een onomkeerbare achteruitgang in zijn gezondheidssituatie. Eiser stelt dat verweerder eerst een BMA [5] -onderzoek diende te verrichten, alvorens een oordeel te kunnen vormen over de (on)mogelijkheid tot overdracht.
Kan eiser een beroep doen op het arrest C.K.?
6. Uit het arrest C.K. van het Hof van Justitie volgt dat sprake kan zijn van een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest wanneer de overdracht van een Dublinasielzoeker met een ernstige mentale of lichamelijke aandoening leidt tot een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand. Zelfs indien niet ernstig gevreesd moet worden voor systeemfouten in de verantwoordelijke lidstaat. Het is aan de nationale autoriteiten van de overdragende lidstaat (in dit geval verweerder) om bij het nemen van een overdrachtsbesluit rekening te houden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor de gezondheidstoestand van eiser die ten gevolge van de overdracht kunnen ontstaan. Uit jurisprudentie van de Afdeling [6] volgt dat als een asielzoeker objectieve gegevens overlegt die de bijzondere ernst van zijn gezondheidssituatie en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, verweerder bij het nemen van het overdrachtsbesluit dient te beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen. [7] In Werkinstructie 2021/3 is ook vastgelegd dat als een dergelijke situatie zich voordoet, het risico door het BMA moet worden onderzocht.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische problematiek van eiser en onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vraag of deze psychische problemen en het daaruit volgende suïcide risico een reëel risico meebrengen op aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor de gezondheidstoestand van eiser als hij wordt overgedragen aan Frankrijk.
8. De rechtbank leidt uit de ter zitting gedane verklaringen van de heer [naam 2] en uit de nadien door eiser overgelegde medische stukken af dat eiser niet alleen suïcidale gedachtes heeft maar ook een suïcide poging heeft ondernomen. Uit de stukken die eiser heeft overgelegd blijkt dat deze suïcidale gedachten voor een deel samenhangen met de overdracht naar Frankrijk. Uit de brief van 25 september 2024 van mevrouw [naam 3] , GZ psycholoog, blijkt dat eiser is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. De klachten die eiser heeft zijn veroorzaakt door traumatische gebeurtenissen in zijn land van herkomst maar ook door traumatische gebeurtenissen gedurende zijn terugzending naar Duitsland en Frankrijk. In maart 2024 is er contact geweest met de crisisdienst in verband met suïcidale uitingen. In juli en augustus 2024 is eiser nogmaals door de crisisdienst beoordeeld na een toename van suïcidaliteit. Op 17 augustus 2024 is eiser naar het spoor gelopen met de intentie voor de trein te springen. Eiser is toen door de politie teruggebracht naar het asielzoekerscentrum. Volgens de behandelaar is er sprake van langer bestaande suïcidaliteit, die is geluxeerd sinds het overlijden van zijn ouders, de ervaren wanhoop rondom zijn gezondheid en de angst om terug te moeten keren naar Frankrijk of land van herkomst.
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het medisch dossier kan worden afgeleid dat eiser psychische problemen heeft, maar niet dat de overdracht op zichzelf een verhoogd risico geeft op suïcide. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende uit het medisch dossier kan worden afgeleid dat het suïcide risico niet aan de overdracht is gekoppeld. Eiser is weliswaar al langer suïcidaal, maar uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat de overdracht aan Frankrijk daar niets mee te maken heeft en het niet verergerd. Zo noemt de behandelaar in de brief van 25 september 2024 meerdere keren dat de angst om terug te keren naar Frankrijk de al bestaande klachten heeft verergerd. De rechtbank betrekt daarbij ook dat uit het arrest C.K. volgt dat het aan de autoriteiten is om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen. [8] In het licht van de overgelegde informatie is verweerder daar niet in geslaagd.
10. Verweerder had dan ook op basis van de overgelegde informatie het BMA om advies moeten vragen om het hiervoor genoemde risico te laten onderzoeken. Verweerder kan niet volstaan het toesturen van de medische gegevens van eiser aan de Franse autoriteiten. Verweerder moet al in het besluit waarbij hij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling neemt motiveren of eiser ondanks zijn gezondheidstoestand kan worden overgedragen en, indien nodig, welke concrete voorzorgsmaatregelen hij zal nemen om aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Omdat verweerder dat heeft nagelaten, heeft verweerder het besluit onzorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. Om die reden komt het besluit voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden behoeven geen verdere bespreking.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank ziet in dit geval geen mogelijkheden voor finale geschilbeslechting. Verweerder moet het BMA inschakelen en zal daarom het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen opnieuw op de asielaanvraag van eiser te beslissen. Verweerder moet daarbij rekening houden met deze uitspraak.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.968,75,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De rechtbank kent aan de zitting van 5 september 2024 een waarde toe van 0,25 punt omdat er toen geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 augustus 2024;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.968,75 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.E. Krikke, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.32413.
2.Verordening (EU) 604/2013.
3.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Arrest C.K. tegen Slovenië van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 20217, C-578/16, ECLI:EU:C:2017:127.
5.Bureau Medische Advisering.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2980.
8.Zie arrest C.K., overweging 76. Zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 11 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18489, rechtsoverweging 9 ev.