ECLI:NL:RBDHA:2024:22459
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep ongegrond inzake asielaanvraag en voorlopige voorziening met betrekking tot Dublin-overdracht aan Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Tijdens de zitting op 16 december 2024 zijn zowel de eiser als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland heeft gehanteerd en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij te vrezen heeft voor zijn leven in Duitsland of dat hij daar slecht behandeld is. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de verweerder niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag aan zich had hoeven trekken, omdat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet duiden op onevenredige hardheid bij de overdracht aan Duitsland.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het aan de eiser is om aan te tonen dat hij medische klachten heeft en dat hij in Nederland onder behandeling staat. Eiser heeft dit niet aangetoond, waardoor de rechtbank concludeert dat het besluit van de verweerder geen zorgvuldigheidsgebrek vertoont. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 december 2024 en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.