ECLI:NL:RBDHA:2024:22449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
Nl24.42084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 8 maart 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing pas na 21 maanden had moeten plaatsvinden. Eiseres heeft de minister op 12 oktober 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, wat de rechtbank heeft geleid tot de conclusie dat het beroep kennelijk gegrond is.

De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 19 december 2024. De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten en heeft de beslissing van de minister vernietigd, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.42084
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire) en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

2. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat zij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op haar aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?

4. De minister heeft de aanvraag van eiseres ontvangen op 8 maart 2023. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd.4 Eiseres heeft de minister op 12 oktober 2024, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
1. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.5 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
6. De minister heeft de rechtbank verzocht om een nadere beslistermijn van zestien weken op te leggen. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om deze termijn te bekorten tot twee weken, omdat de beslistermijn van 21 maanden7 is overschreden en de rechtbank geen termijn mag opleggen die daaroverheen gaat.
7. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere beslistermijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.8 De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
8. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Omdat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere nadere beslistermijn op dan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met het 8+8-wekenmodel heeft ontwikkeld in haar uitspraak van 8 juli 20209.

Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?

9. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet-naleven daarvan een dwangsom.10
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak de minister een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de minister de in deze uitspraak bepaalde nadere beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.11
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
10 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
11 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder haar er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart beroep kennelijk gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 december 2024

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.