ECLI:NL:RBDHA:2024:22440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
C/09/676340/KG RK 24-1672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende vooringenomenheid en onjuiste behandeling

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker voelde zich overvallen door de wisseling van rechter en de vragen die aan hem werden gesteld. Hij stelde dat de rechter al een oordeel had gevormd op een onjuiste juridische basis, wat volgens hem een schijn van vooringenomenheid opleverde. De wrakingskamer oordeelde echter dat een voorlopig oordeel van de rechter geen grond voor wraking kan zijn. De rechter had de zitting doorgang laten vinden in afwezigheid van de gemachtigde van verzoeker, maar dit was niet in strijd met de procedure, aangezien er geen aanhoudingsverzoek was gedaan. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter een voorlichtende rol kan innemen en dat vragen stellen aan verzoeker niet automatisch leidt tot de conclusie van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet voldoende concrete feiten had aangedragen die de schijn van partijdigheid konden onderbouwen. De overige klachten van verzoeker over de wijze van behandeling door de rechter zijn niet relevant voor de wrakingsprocedure. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de drie rechters in de wrakingskamer.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/94
zaak- /rekestnummer: C/09/676340 / KG RK 24-1672
Beslissing van 18 december 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. S. Yadegari te Amsterdam,
strekkende tot de wraking van
mr. C.W.D. Bom,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 november 2024;
- het proces-verbaal van de zitting van 21 november 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 3 december 2024;
- spreekaantekeningen met producties van de zijde van verzoeker van 9 december 2024.
1.2.
Op 9 december 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. S. Yadegari, advocaat te Amsterdam.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met rolnummer 11268697 CV EXPL 24-2761 tussen verzoeker en [naam] , h.o.d.n. Autobedrijf [naam] .
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijk verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
2.3.
De rechter heeft de zitting doorgang laten vinden en de zaak zelfs inhoudelijk behandeld in afwezigheid van de gemachtigde van verzoeker, terwijl de verhindering van de gemachtigde en oorzaak daarvan bijna één uur voorafgaand aan de rechtbank zijn meegedeeld. Verzoeker is onder druk gezet om het woord te voeren, terwijl hij niet was voorbereid om dat zelfstandig en zonder juridische bijstand te doen.
2.4.
Verder is de zaak door een andere rechter behandeld dan aangekondigd. Partijen waren van de wijziging van de behandelend rechter niet op de hoogte gesteld en werden hierdoor ter zitting verrast. De rechter heeft daarnaast blijk gegeven van een gebrek aan kennis van het positieve recht. De zittingsaantekeningen zijn verder eenzijdig opgetekend en de rechter is kennelijk voorbij gegaan aan hetgeen verzoeker ter zitting heeft opgemerkt. Verzoeker en zijn gemachtigde hebben niet de mogelijkheid gehad om op de verkeerde voorstelling van zaken zoals door de rechter geduid, te reageren. Niettemin is dit in de zittingsaantekeningen opgenomen als een vaststaand feit.
2.5.
De rechter heeft tevens procesadviezen gegeven en is daarmee ten onrechte op de stoel van de advocaat gaan zitten. Het voeren van onderhandelingen is niet de taak van de rechter en het voeren van deze onderhandelingen door een rechter, wetende dat verzoeker beschikt over een gemachtigde die wegens overmacht is verhinderd, is onbehoorlijk.
2.6.
Door te stellen dat een auto enkel non-conform kan zijn als de koper daar vanaf het moment van de koop al niet veilig mee de weg op kan, alsook door te stellen dan van non-conformiteit nooit sprake kan zijn omdat er na de koop vier maanden zijn verstreken zonder dat een afwijking zich heeft geopenbaard, heeft de rechter erkend altijd al voornemens te zijn geweest de vordering af te wijzen. De vooringenomenheid blijkt ook uit het feit dat hij heeft gesteld dat koper de garantie op de auto heeft afgekocht, en dat zulks als een vaststaand feit is opgenomen in de zittingsaantekeningen. De rechter heeft expliciet geduid dat er niet vreselijk veel kans is, daarmee doelende op de kans op toewijzing van de vordering van verzoeker.
2.7.
Verzoeker concludeert dat door de zaak inhoudelijk te bespreken tijdens de mondelinge behandeling in afwezigheid van de gemachtigde van eiser en door opvattingen te uiten over onder meer de kansen van de zaak, zonder hoor en wederhoor toe te passen, de rechter meerdere beginselen voor een onafhankelijke en bovendien onpartijdige rechtspraak heeft geschonden. Door zijn uitlatingen is alle schijn van onpartijdigheid verloren en kan een objectieve beoordeling niet langer worden verwacht.
2.8.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer stelt op grond van hetgeen gedurende de wrakingszitting is besproken vast, dat de wraking niet is gebaseerd op de enkele omstandigheid dat de rechter de zaak heeft behandeld bij afwezigheid van de gemachtigde van verzoeker. In zijn reactie op het wrakingsverzoek heeft de rechter naar voren gebracht dat er geen aanhoudingsverzoek is gedaan door (de gemachtigde van) verzoeker en dat de gemachtigde niet is ingegaan op een aanbod om aan de zitting deel te nemen via videobellen. Dit is niet weersproken. De gemachtigde van verzoeker heeft op de wrakingszitting aangegeven, dat het de rechter vrijstond om door te gaan met de zitting. De wrakingskamer begrijpt dat de wraking er - in de kern - op neerkomt dat verzoeker zich overvallen voelde door de wisseling van rechter en de vragen die aan hem werden gesteld door de rechter. Uit de gestelde vragen, het voorlopig oordeel van de rechter en de opmerkingen van de rechter daarbij, heeft verzoeker afgeleid dat de rechter zijn oordeel al had gevormd, terwijl dat oordeel op een onjuiste juridische basis zou zijn gestoeld.
3.3.
De wrakingskamer komt tot het volgende oordeel.
3.4.
De wrakingskamer stelt voorop dat in het proces-verbaal is vermeld dat de rechter een voorlopig oordeel heeft gegeven. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat de inhoud van een voorlopig oordeel geen grond voor wraking kan opleveren. Wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een (voorlopig) oordeel. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing dan wel het voorlopig oordeel in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebruikte bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Deze uitzonderingssituatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer hier echter niet voor. Dat de rechter in het kader van zijn voorlopig oordeel heeft gesproken over schikkingsmogelijkheden, waaronder de mogelijkheid voor verzoeker om de zaak in te trekken, brengt evenmin grond voor wraking met zich. De mondelinge behandeling is gericht op zowel het inwinnen van inlichtingen als het bespreken van de mogelijkheden van een schikking. De rechter kan daarbij een voorlichtende rol innemen.
3.5.
De omstandigheid dat de rechter vragen heeft gesteld aan verzoeker, waarop verzoeker moeilijk antwoord kon geven omdat verzoeker niet was voorbereid op de zitting te worden gehoord zonder gemachtigde en de vragen een deels juridisch karakter hadden, leidt evenmin de conclusie dat sprake was van (de schijn van) vooringenomenheid bij de rechter. De rechter heeft, zo blijkt uit het proces-verbaal, kenbaar gemaakt dat de zittingsaantekeningen aan de gemachtigde van verzoeker worden gestuurd en dat verzoeker nog de gelegenheid krijgt om het gegeven voorlopige oordeel met zijn gemachtigde te bespreken, waarna de gemachtigde nog de gelegenheid zou krijgen om te reageren. Anders dan verzoeker stelt, volgt uit het proces-verbaal niet dat het eenzijdig is opgesteld en dat de rechter voorbij is gegaan aan hetgeen verzoeker heeft verteld op de zitting. Het proces-verbaal is puntig, maar het betreft dan ook slechts een zakelijke weergave van de relevante punten die op de mondelinge behandeling naar voren zijn gebracht. Verzoeker heeft niet geconcretiseerd dat het proces-verbaal zodanig afwijkt van hetgeen ter zitting is gezegd, dat daaruit een (schijn van) vooringenomenheid van de rechter kan worden afgeleid. Tot slot levert de enkele omstandigheid dat een andere dan de in de oproepingsbrief aangekondigde rechter de zaak behandelt, geen grond op voor wraking van de behandeld rechter.
3.4.
De overige aangevoerde klachten hebben naar het oordeel van de wrakingskamer betrekking op de manier waarop de rechter de zaak ter zitting heeft behandeld. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure in beginsel niet bedoeld. Verzoeker kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in de (wijze van) behandeling (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
3.5.
Gelet op het voorgaande wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de procedure in de zaak met rolnummer 11268697 CV EXPL 24-2761 wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde mr. S. Yadegari;
• de wederpartij in de hoofdzaak p/a zijn gemachtigde W.A.J.M.J. Kortmann;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Kleijn, R.E. Perquin en D.E. Alink, in tegenwoordigheid van de griffier D. van den Born en in het openbaar uitgesproken op
18 december 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.