ECLI:NL:RBDHA:2024:22437
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure met internationale aspecten
Op 18 december 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde W. Lentink. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. A.H. Bergman, de rechter in een lopende bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster stelde dat de rechter onjuist recht had toegepast door de zaak niet openbaar te behandelen en haar als eiser aan te merken, waarbij zij zich beroept op internationale verdragen en jurisprudentie. De wrakingsgronden waren voornamelijk gebaseerd op de stelling dat de rechter de internationale wetgeving naast zich neerlegde, wat volgens verzoekster zou wijzen op partijdigheid.
De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd en dat de motivering van de procesbeslissingen geen grond voor wraking kon vormen. De kamer benadrukte dat een rechter in beginsel wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een andere conclusie. De nieuwe wrakingsgronden die op de dag van de zitting werden ingediend, werden als herhaling van eerdere gronden beschouwd en leidden niet tot een ander oordeel. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.