ECLI:NL:RBDHA:2024:22425

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
NL24.32140 en NL24.32155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende economische en sociale binding met herkomstland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, wordt het beroep van twee eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum kort verblijf beoordeeld. De aanvragen werden door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 28 augustus 2023, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij besluit van 18 juli 2024 eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig behandeld op 29 november 2024.

Eiseres 1, geboren in 1935, en eiseres 2, geboren in 1975, zijn Egyptische staatsburgers die een visum hebben aangevraagd om hun zoon respectievelijk broer in Nederland te bezoeken. De rechtbank oordeelt dat de eiseressen niet voldoende hebben aangetoond dat zij na hun verblijf in Nederland tijdig zullen terugkeren naar Egypte. De rechtbank stelt vast dat eiseressen onvoldoende economische en sociale binding met Egypte hebben aangetoond, wat een belangrijke voorwaarde is voor het verkrijgen van een visum.

De rechtbank concludeert dat de minister van Buitenlandse Zaken in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvragers om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank wijst erop dat het aan de aanvragers is om hun verblijfsdoel en tijdige terugkeer naar het land van herkomst aannemelijk te maken. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de afwijzing van de visumaanvragen in stand blijft. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.32140 en NL24.32155

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres 1] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres 1

[eiseres 2] ,V-nummer: [v-nummer 2] , eiseres 2
(tezamen aangeduid als eiseressen)
mede namens de minderjarige kinderen van eiseres 2:
[minderjarige 1], V-nummer: [v-nummer 3] en
[minderjarige 2], V-nummer: [v-nummer 4] .
(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum kort verblijf.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvragen met de besluiten van 28 augustus 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 juli 2024 op het bezwaar van eiseressen is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig op 29 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres 1 is geboren op [geboortedag 1] 1935 en eiseres 2 is geboren op [geboortedag 2] 1975. Beiden hebben de Egyptische nationaliteit. Zij hebben verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf voor het bezoeken van hun zoon respectievelijk broer, [naam] (referent). Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseressen het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet hebben aangetoond. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat eiseressen na hun verblijf in Nederland tijdig zullen terugkeren naar Egypte, nu zij hun economische en sociale binding met Egypte niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt.
Wat vinden eiseressen in beroep?
3. Eiseressen zijn het niet eens met het bestreden besluit en voeren – kort samengevat – het volgende aan. Het doel van het voorgenomen verblijf is een familiebezoek. Verder stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat er vestigingsgevaar is. Eiseressen hebben sociale binding met Egypte. Eiseres 1 is 90 jaar oud en heeft haar hele leven in Egypte gewoond. Bovendien woont eiseres 1 in haar eigen woning in Egypte, heeft ze een eigen huisarts en krijgt ze medische zorg in Egypte. Ten aanzien van de economische binding voert eiseres 1 aan dat ze vanwege haar leeftijd een ouderdomsuitkering ontvangt in Egypte en financieel wordt ondersteund door haar kinderen. Wat betreft de economische binding van eiseres 2, werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiseres 2 onvoldoende verifieerbare stukken heeft overgelegd om haar dienstverband aan te tonen. De overgelegde werkgeversbrief geldt namelijk als wettelijk bewijsmiddel van het dienstverband. Verweerder heeft niet betwist dat de brief door de werkgever van eiseres 2 is afgegeven en heeft de inhoud daarvan niet betwist. Daarnaast heeft eiseres 2 bankafschriften overgelegd. Bovendien heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met het sociale leven van eiseressen in Egypte en het feit dat eiseressen geen zicht hebben op een redelijk bestaan in Nederland omdat zij geen recht hebben om hier te werken of medische zorg te krijgen. Tenslotte heeft verweerder ten onrechte afgezien van het horen van eiseres 2 in de bezwaarprocedure.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat het aan de aanvragers van een visum is om hun verblijfsdoel en zijn tijdige terugkeer naar het land van herkomst aannemelijk te maken. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie beschikt verweerder over een ruime beoordelingsmarge bij de beoordeling van de relevante feiten om te bepalen of één van de weigeringsgronden uit artikel 32, eerste lid, van de Visumcode van toepassing is. [1] De rechter kan het besluit van verweerder hierover daarom slechts terughoudend toetsen.
4.2.
Bij de beoordeling of er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvragers om het grondgebied van de lidstaten te verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum, moet verweerder een individueel onderzoek van de visumaanvraag verrichten waarbij rekening wordt gehouden met, aan de ene kant, de algemene situatie in het land waar de aanvragers wonen en, aan de andere kant, hun persoonlijke omstandigheden. [2] Bij persoonlijke omstandigheden gaat het daarbij met name om de gezins-, sociale en economische situatie, het eventuele bestaan van eerdere legale of illegale verblijven in één van de lidstaten en de band met het land waarin zij wonen en de lidstaten.
Economische en sociale binding van eiseres 1
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van economische binding het standpunt heeft mogen innemen dat eiseres 1 onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege economische redenen aan Egypte is gebonden. Zo heeft eiseres 1 niet met stukken onderbouwd dat zij financieel wordt ondersteund door haar kinderen. Als ervan uit wordt gegaan dat eiseres 1 daadwerkelijk in Egypte pensioen ontvangt en deze uitkering kan worden aangemerkt als regelmatig en substantieel, dan heeft eiseres 1 met de aangeleverde stukken niet aangetoond dat zij voor ontvangst van deze uitkering in Egypte moet verblijven.
5.1.
Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres 1 enige sociale binding met Egypte heeft, maar dat dit onvoldoende garantie is voor haar tijdige terugkeer. Weliswaar woont eiseres 1 al haar hele leven in Egypte en heeft zij meerderjarige kinderen in Egypte, maar verweerder heeft hier tegenover kunnen stellen dat eiseres vijf kinderen en veertien kleinkinderen in Nederland heeft wonen, waardoor er ook een wezenlijke sociale binding met Nederland bestaat. Verder is niet gebleken dat eiseres 1 zorg heeft voor familieleden of in staat is om hen te onderhouden. Ook is niet gebleken dat sprake is van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die eiseres 1 zouden dwingen om tijdig naar het land van herkomst terug te keren.
Economische en sociale binding van eiseres 2
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van economische binding het standpunt heeft mogen innemen dat eiseres 2 onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege economische redenen aan Egypte is gebonden. De stukken die eiseres 2 in dit verband heeft ingebracht, bieden voor deze stelling onvoldoende steun. Uit de door eiseres 2 overgelegde stukken volgt namelijk niet dat zij met de gestelde werkzaamheden daadwerkelijk en op regelmatige basis inkomen ontvangt en op basis hiervan gebonden is aan Egypte. Verweerder heeft hierbij mogen opmerken dat de werkgeversverklaring summier is. Daarnaast volgt uit de overlegde bankafschriften niet dat de stortingen zijn te herleiden tot de gestelde inkomsten uit arbeid. Ten aanzien van eiseres haar stelling dat in Egypte vrijwel geen girale betalingen plaatsvinden, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres 2 is om met stukken aannemelijk te maken dat zij over een duurzaam inkomen uit werk beschikt. Eiseres 2 heeft echter geen nadere onderbouwing gegeven.
6.1.
Ten aanzien van de sociale binding heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres 2 weliswaar gehuwd is en haar echtgenoot niet mee zal reizen naar Nederland, maar dat dit niet voldoende is om de redelijke twijfel weg te nemen. Verder is niet gebleken dat eiseres 2 zorg heeft voor familieleden, dat zij in staat is om hen te onderhouden of dat sprake is van zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die haar dwingen om tijdig naar het land van herkomst terug te keren.
Ten aanzien van eiseressen
6.2.
Het argument van eiseressen dat zij geen zicht hebben op een redelijk bestaan in Nederland omdat zij geen recht hebben om hier te werken of medische zorg te krijgen, maakt het voorgaande niet anders. Verweerder heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om aan te nemen dat voor eiseressen voldoende redenen bestaan om na afloop van de visumtermijn terug te keren naar Egypte.
6.3.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat eiseressen een zodanige sociale en economische binding hebben met Egypte dat tijdige terugkeer redelijkerwijs gewaarborgd is te achten.
6.4.
Nu de hiervoor besproken weigeringsgrond de afwijzing van het visum zelfstandig kan dragen, behoeft de andere weigeringsgrond geen bespreking.
Hoorplicht
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres 2 niet had hoeven horen. De hoogste bestuursrechter heeft overwogen dat het horen in bezwaar een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftenprocedure en dat de vreemdeling in beginsel wordt gehoord. Verweerder mag slechts van horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit kunnen leiden. [3] Gelet op de motivering van het besluit en op hetgeen door eiseres 2 is aangevoerd in de bezwaarfase, heeft verweerder kunnen vaststellen dat er redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar ongegrond was. Verweerder heeft daarom van het horen in de bezwaarfase mogen afzien.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.P. Schaap, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862, Koushkaki tegen Duitsland.
2.Zie punt 69 van het Arrest Koushkaki.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.