Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres 1] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres 1
[minderjarige 1], V-nummer: [v-nummer 3] en
[minderjarige 2], V-nummer: [v-nummer 4] .
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2024, wordt het beroep van twee eiseressen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum kort verblijf beoordeeld. De aanvragen werden door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 28 augustus 2023, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd bij besluit van 18 juli 2024 eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig behandeld op 29 november 2024.
Eiseres 1, geboren in 1935, en eiseres 2, geboren in 1975, zijn Egyptische staatsburgers die een visum hebben aangevraagd om hun zoon respectievelijk broer in Nederland te bezoeken. De rechtbank oordeelt dat de eiseressen niet voldoende hebben aangetoond dat zij na hun verblijf in Nederland tijdig zullen terugkeren naar Egypte. De rechtbank stelt vast dat eiseressen onvoldoende economische en sociale binding met Egypte hebben aangetoond, wat een belangrijke voorwaarde is voor het verkrijgen van een visum.
De rechtbank concludeert dat de minister van Buitenlandse Zaken in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van de aanvragers om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank wijst erop dat het aan de aanvragers is om hun verblijfsdoel en tijdige terugkeer naar het land van herkomst aannemelijk te maken. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor de afwijzing van de visumaanvragen in stand blijft. Eiseressen krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.