ECLI:NL:RBDHA:2024:22424
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij haar kleinkind’. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 10 februari 2022, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand bij het besluit van 20 juni 2024. Eiseres, geboren in 1944 en van Syrische nationaliteit, wil bij haar kleinkind verblijven, dat sinds 2021 een asielvergunning in Nederland heeft. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen hechte persoonlijke banden bestaan tussen eiseres en haar kleinkind. Eiseres heeft tijdens de hoorzitting voldoende bewijs geleverd van langdurige samenwoning en de rol die zij heeft gespeeld in de opvoeding van haar kleinkind. Desondanks concludeert de rechtbank dat, zelfs als er van samenwonen wordt uitgegaan, dit niet leidt tot een ander oordeel over de afwijzing van de aanvraag. De rechtbank stelt vast dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn aangetoond, zoals financiële of emotionele afhankelijkheid, en dat eiseres niet exclusief afhankelijk is van haar kleinkind voor zorg en ondersteuning.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres wordt in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.