Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
6 juli 2022. [1]
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Buitenlandse Zaken op 20 februari 2024, en het bezwaar daartegen werd op 11 juni 2024 eveneens afgewezen. Eiseres, geboren op 1 januari 1967 en van Marokkaanse nationaliteit, had het visum aangevraagd om haar dochter te bezoeken. De rechtbank heeft op 21 november 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij economische en sociale binding heeft met Marokko. Verweerder concludeerde dat eiseres werkloos is en geen substantieel inkomen heeft, wat haar economische binding met Marokko in twijfel trekt. Daarnaast is er volgens de rechtbank onvoldoende sociale binding aangetoond, ondanks dat eiseres met haar echtgenoot in Marokko woont en zorgt voor haar kleinkind en moeder. De rechtbank stelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat deze zorgplicht zodanig is dat het haar verplicht om terug te keren naar Marokko.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de visumaanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.