Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
Het eerste ongeval
pijngedrag, concentratieproblemen. Soort whiplashachtig symptoomcomplex.”
- spierpijnklachten en pijnklachten van de nek; de nekklachten komen circa twee keer per week voor;
- hoofdpijnklachten die een- tot tweemaal per week voorkomen;
- verminderd concentratievermogen en vergeetachtigheid;
- eerder moe.
Als gevolg van haar veranderde belastbaarheid ontstaan in aansluiting op het ongeval van 27 mei 2013 heeft zij twee weken verzuimd voor haar werk. Nadien heeft zij de draad weten op te pakken en slaagde zij erin om na een paar maanden weer 2x8 uur te werken (circa oktober 2013). (…) bleef zij klachten houden en werd haar werkplek (zomer 2014) ergonomisch verantwoord ingericht (nieuwe bureaustoel).”
Eindconclusie
Voorgeschiedenis: vijf jaar geleden whiplashachtig beeld gehad. Het heeft jaren geduurd voordat ze er vanaf was. Ze had last van nekpijn en was gevoelig voor hoofdpijn, daarnaast toen ook duizeligheid. Sindsdien gevoeliger voor het krijgen van hoofdpijn, belastingsafhankelijk. (…). Cliënt functioneerde echter weer goed pre-existent.
Klachtenpatroon:
Zijn er stoornissen in het mentale functioneren, het taalgebruik, de regulatie van emoties en gedrag of in de helderheid van het bewustzijn?
Is het aannemelijk dat de aangetoonde stoornissen veroorzaakt kunnen worden door een hersenbeschadiging als gevolg van een bepaalde (nader te omschrijven) gebeurtenis of aandoening?
Zijn er wellicht andere oorzaken dan die bepaalde gebeurtenis of aandoening (al dan niet ermee samenhangend), die de verklaring kunnen vormen voor de aangetoonde stoornissen?
Indien de aangetoonde stoornissen kunnen worden toegeschreven aan een ten gevolge van de genoemde gebeurtenis of aandoening ontstane hersenbeschadiging, welke zijn dan de beperkingen in het functioneren die daardoor zijn ontstaan?
1. De situatie met ongeval
2.Situatie zonder ongeval
Ik deel haar (bedoeld wordt neuropsychologe Van der Scheer, toevoeging rechtbank) conclusie op basis van de beschikbare gegevens. Er was geen sprake van cognitieve stoornissen. (…).
4.Het geschil
5.De beoordeling
Behandeling in een deelgeschilprocedure
- De revalidatiearts heeft in zijn brief van 6 december 2018 (zie 3.13) geschreven dat [verzoekster] na het eerste ongeval weer goed pre-existent functioneerde.
- In het geneeskundig rapport van 18 oktober 2021 van Verhagen staat dat [verzoekster] voor het tweede ongeval geen klachten had en dat [verzoekster] na het eerste ongeval vijf maanden uit het arbeidsproces is geweest en daarna weer volledig is hersteld (zie 3.14).
- In het aanvullend zakelijk rapport van 8 september 2022 van Verhagen staat dat [verzoekster] in de periode voor het ongeval geen klachten of afwijkingen op het vakgebied van de neurologie had die zij thans nog heeft (zie 3.16).
- In zijn brief van 21 oktober 2022 heeft Verhagen aan Triage geschreven dat er in 2016 bij [verzoekster] geen sprake was van cognitieve stoornissen (zie 3.17).
- [verzoekster] is na het eerste ongeval weer volledig aan het werk gegaan, terwijl zij na het tweede ongeval is uitgevallen en een WIA-uitkering ontvangt.