ECLI:NL:RBDHA:2024:22370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
5 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/5269, SGR 24/5272, SGR 24/5276 en SGR 24/5280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de kwalificatie van een ongeval tijdens militaire oefening als bedrijfsongeval in plaats van dienstongeval

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 december 2024, zijn de beroepen van eisers, beroepsmilitairen in dienst bij de Koninklijke Landmacht, gegrond verklaard. De eisers hadden bezwaar gemaakt tegen de kwalificatie van een ongeval dat plaatsvond tijdens een militaire oefening op 23 februari 2023. Verweerder, de staatssecretaris van Defensie, had het ongeval als bedrijfsongeval aangemerkt, terwijl eisers stelden dat het een dienstongeval was. De rechtbank oordeelde dat het ongeval, dat plaatsvond onder verzwarende omstandigheden en zonder de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen, ten onrechte als bedrijfsongeval was gekwalificeerd. De rechtbank stelde vast dat de oefening, die plaatsvond in een oorlogsgebied, een verhoogd risico op letsel met zich meebracht en dat de omstandigheden van de oefening, waaronder het ontbreken van verlichting en instructeurs, bijdroegen aan de kwalificatie als dienstongeval. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten van verweerder en herstelde de kwalificatie van het ongeval als dienstongeval. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierechten aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/5269, SGR 24/5272, SGR 24/5276 en SGR 24/5280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaken tussen

[eiser 1] , uit [woonplaats 1] ,

[eiser 2], uit [woonplaats 2]
,
[eiser 3] ,uit [woonplaats 3]
(gemachtigde: mr. P. de Casparis)
en
[eiser 4], uit [woonplaats 4]
(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
eisers
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: H.J.A. Aerts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de aanmerking van een ongeval als bedrijfsongeval.
1.1.
Verweerder heeft een ongeval van eisers bij besluiten van 30 november, 11 december en 18 december 2023 als bedrijfsongeval en niet als dienstongeval of beroepsincident aangemerkt (de primaire besluiten). Met de bestreden besluiten van 9 april 2024 op de bezwaren van eisers is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 9 december 2024 gelijktijdig op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers met hun gemachtigden en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Bij de zitting waren ook commandant [naam 1] en commandant [naam 2] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eisers zijn als beroepsmilitairen in dienst bij de Koninklijke Landmacht en maken deel uit van het Twaalfde Infanteriebataljon. In februari 2023 namen eisers deel aan de module Mobility, een oefenprogramma waarmee de operationele vaardigheden in het bereden optreden worden getraind. De module werd afgesloten met het onderdeel FINEX, [1] waaraan eisers in de avond van 23 februari 2023 deelnamen. Zij reden voorop in een militaire colonne, in een voertuig van het type Mercedes-Benz softtop 10 kN met affuit. Om 19:47 uur gleed het voertuig in een afgrond. Eisers hebben door dit ongeval medische klachten opgelopen.
2.1.
Verweerder heeft het ongeval aangemerkt als bedrijfsongeval. Volgens verweerder vond de oefening niet plaats onder buitengewone omstandigheden, die zonder uitzondering een verhoogd risico meebrengen en was het geen oefening waarbij de geëigende veiligheidsmaatregelen niet konden worden nageleefd. Het zou daarom geen dienstongeval zijn. Bovendien heeft het ongeval niet plaatsgevonden tijdens de reguliere uitoefening van de militaire dienst, waardoor het ook niet zou kunnen worden gekwalificeerd als beroepsincident.
Wat vinden eisers in beroep?
3. Het ongeval is een dienstongeval. Het heeft plaatsgevonden onder verzwarende, oorlogsnabootsende omstandigheden, zonder de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen en met een verhoogd risico op letsel.
Als het geen dienstongeval is, moet het ongeval worden beschouwd als beroepsincident. De oefening behoort tot de reguliere uitoefening van militaire dienst en kent een verhoogd risico op letsel, waaraan eisers zich niet konden onttrekken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is het oefenen van de uitvoering van de oorlogstaak een normaal onderdeel van het uitoefenen van de militaire dienst door een beroepsmilitair. Dit gebeurt in beginsel onder normale omstandigheden, waarbij alle gebruikelijke maatregelen ter voorkoming van ongevallen worden getroffen. [2] Het is ook mogelijk dat de uitvoering van een oorlogstaak wordt geoefend onder buitengewone omstandigheden. De oefening wordt dan gedaan onder nabootsing van bijzondere omstandigheden, zoals die zich bij daadwerkelijk operationeel optreden in een oorlogssituatie kunnen voordoen en waarbij deze bijzondere omstandigheden een verhoogd risico op verwonding of letsel meebrengen. In het algemeen zal dit verhoogde risico aanwezig zijn wanneer, juist om de oorlogssituatie realistisch na te bootsen, niet alle normaal gebruikelijke veiligheidsmaatregelen (kunnen) worden gehandhaafd. [3] Als een dergelijk risico zich verwezenlijkt en daardoor een ongeval optreedt, wordt dat ongeval als dienstongeval aangemerkt.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het ongeval van eisers worden aangemerkt als dienstongeval en heeft verweerder het ten onrechte als bedrijfsongeval gekwalificeerd. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
4.2
Het ongeval met het voertuig vond plaats tijdens de afsluitende FINEX-oefening. Het doel van deze oefening was het getrouw nabootsen van een oorlogssituatie nabij een fabriek in een oorlogsgebied, om de bereden vaardigheden in de praktijk te brengen die in de voorgaande twee weken waren aangeleerd. Hiertoe verplaatste een colonne van militaire voertuigen zich in de avond van 23 februari 2023, op een tijdstip zonder daglicht, over het privéterrein van een kalkzandsteenfabriek. Dit terrein was onverhard.
Deze lokale, oorlogsnabootsende omstandigheden, verhoogden het risico op een ongeval.
Doordat de voertuigen zonder verlichting moesten rijden, werd het zicht beperkt en het risico op een ongeval verder vergroot, ook al waren nachtkijkers ter beschikking gesteld. Deze nachtkijkers gaven enig zicht, maar het perifere zicht ontbrak. Ook werd bewust van verdere veiligheidsmaatregelen afgezien. Zo was er geen instructeur in het voertuig aanwezig. Anders dan gebruikelijk bij een verplaatsing, werd bovendien geen gebruik gemaakt van ramen en spiegels. Dit beschermt de veiligheid van de inzittenden in een oorlogsgebied tegen het gevaar van rondvliegend glas bij kogelinslagen, maar leidde tijdens de oefening tot verdere inperking van het zicht en daarmee tot een verdere vergroting van het risico op een ongeval. Onder deze bijzondere omstandigheden heeft de bestuurder van het voertuig niet gezien dat hij vlak langs een meters diepe afgrond reed. Het voertuig van eisers is daar vervolgens tot een diepte van 4 meter naar beneden gevallen, met medisch letsel tot gevolg. Dit ongeval moet daarom worden gekwalificeerd als een dienstongeval.
4.3
De rechtbank komt dus niet toe aan de beantwoording van de vraag of het ongeval een beroepsincident is.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn gegrond. De bestreden besluiten worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 2, vijfde en zesde lid van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen.
5.1.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en bepaalt dat de primaire besluiten worden herroepen. Het ongeval van eisers wordt aangemerkt als dienstongeval en deze uitspraak treedt in de plaats van de bestreden besluiten.
5.2.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
5.3.
De rechtbank veroordeelt verweerder bovendien in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze proceskosten worden als volgt berekend.
5.3.1
Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar hebben eisers zich laten bijstaan door dezelfde gemachtigde, die namens eisers een bezwaarschrift heeft ingediend en hen tijdens de hoorzitting heeft vertegenwoordigd. Elke proceshandeling in bezwaar heeft een waarde van € 624,-. Voor het bezwaar krijgen eisers dus een gezamenlijke proceskostenvergoeding van € 1.248,- . [4] In beroep is in de zaken SGR 24/5269, 24/5272 en 24/5276 namens eisers een beroepschrift ingediend en de zitting bijgewoond door dezelfde gemachtigde; deze handelingen zijn in de zaak 24/5280 door een andere gemachtigde verricht. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Voor het beroep krijgen eisers in de zaken SGR 24/5269, 24/5272 en 24/5276 dus een gezamenlijke proceskostenvergoeding van € 1.750,- en krijgt eiser in de procedure SGR 24/5280 een afzonderlijke proceskostenvergoeding van € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten van 9 april 2024;
- herroept de primaire besluiten van 30 november 2023, 11 december 2023 en 18 december 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de bestreden besluiten;
- veroordeelt verweerder in de zaken SGR 24/5269, 24/5272, 24/5276 en 24/5280 tot betaling van € 1.248,- aan proceskosten aan eisers voor het bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de zaken 24/5269, 24/5272 en 24/5276 tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers voor het beroep;
- veroordeelt verweerder in de zaak SGR 24/5280 tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser voor het beroep;
- bepaalt dat verweerder aan ieder van eisers het griffierecht van € 187,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.FINEX staat voor Final Exercise.
2.Volgens de systematiek van artikel 2 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen.
3.Zie de uitspraak van 29 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:219.
4.Artikel 3 en bijlage onder C2 “Samenhangende zaken” van het Besluit proceskosten bestuursrecht.