ECLI:NL:RBDHA:2024:22297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
SGR 23/1060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens de overschrijding van de redelijke termijn in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat op 27 december 2022 was genomen en later op 8 mei 2023 was vervangen. De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door een tolk en haar dochter. Tijdens de zitting is er een schikking tot stand gekomen, waarbij eiseres haar beroep heeft ingetrokken, maar het verzoek om schadevergoeding is gehandhaafd.

De rechtbank heeft beoordeeld of de redelijke termijn was overschreden. De redelijke termijn begint op 30 maart 2022, de datum waarop het bezwaarschrift door het college is ontvangen, en eindigt op de datum van intrekking van het beroep, 3 december 2024. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met 9 maanden is overschreden, wat resulteert in een schadevergoeding van € 1.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overschrijding van de termijn deels aan het college en deels aan de rechtbank zelf kan worden toegerekend. Het college wordt veroordeeld tot betaling van € 555,56 en de Staat tot € 444,44 aan eiseres.

De uitspraak is gedaan door rechter L.C. Bannink en is openbaar uitgesproken op 16 december 2024. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingediend bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1060
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2024 op het verzoek om schadevergoeding in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.J. Kerdel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigden: A. Salman-Göleli en mr. E.H. Buizert)
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 27 december 2022, welk besluit het college met het besluit van 8 mei 2023 heeft vervangen.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door tolk M. Ates en haar dochter, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.
1.2.
Ter zitting is tussen partijen een schikking tot stand gekomen. Eén van de gemaakte afspraken is dat eiseres haar beroep tegen de besluiten van 27 december 2022 en 8 mei 2023 intrekt, onder handhaving van het in de procedure gedane verzoek om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM [1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De redelijke termijn is in een geval als dit in beginsel niet overschreden als de procedure vanaf het indienen van het bezwaarschrift in haar geheel niet langer dan twee jaar heeft geduurd, waarbij in beginsel geldt dat de bezwaarfase niet langer dan een half jaar en de beroepsfase niet langer dan anderhalf jaar mag duren. Uitgangspunt is een schadebedrag van € 500,- per half jaar of deel daarvan dat de redelijke termijn is overschreden.
2.1.
De redelijke termijn is in dit geval aangevangen op 30 maart 2022, de datum waarop het bezwaarschrift door het college is ontvangen. De procedure is geëindigd op de datum waarop het beroep is ingetrokken, oftewel 3 december 2024. Dit betekent dat de redelijke termijn met, afgerond naar boven, 9 maanden is overschreden. Eiseres heeft daarom recht op een schadevergoeding van € 1.000,-.
2.2.
De behandeling van het beroep heeft vanaf de ontvangst van het beroepschrift op 3 februari 2023 tot 3 december 2024 22 maanden geduurd. Dit is 4 maanden langer dan de redelijke termijn in de beroepsfase. Hieruit volgt dat een overschrijding van 5 maanden aan het college is toe te rekenen en 4 maanden aan de rechtbank. Het bedrag van € 1.000,- zal naar evenredigheid worden toegerekend aan het college en de Staat. De rechtbank zal daarom het college veroordelen tot betaling van een bedrag van € 555,56 (5/9 x € 1.000,-) en de Staat tot betaling van een bedrag van € 444,44 (4/9 x € 1.000,-) aan eiseres.
2.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het college en de Staat ieder voor de helft te veroordelen in de proceskosten die verband houden met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Dit omdat daar namens eiseres op de zitting van 3 december 2024 nadrukkelijk van is afgezien

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt het college tot het betalen van € 555,56 aan schadevergoeding aan eiseres;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van € 444,44 aan schadevergoeding aan eiseres..
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.