In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.M. Zuidhoek, heeft op 8 mei 2022 haar asielaanvraag ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 12 januari 2023 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat hij Frankrijk had verzocht eiseres over te nemen op basis van de Dublinverordening. De Franse autoriteiten hebben op 18 september 2022 ingestemd met dit verzoek, maar de overdracht heeft niet tijdig plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat de minister per 19 maart 2023 verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag van eiseres, en dat eiseres op 14 juni 2023 een nieuwe aanvraag heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het indienen van een nieuwe aanvraag niet nodig was, omdat de oorspronkelijke aanvraag nog steeds open was.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn van 15 maanden, die is aangevangen op 19 maart 2023, is verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en meer dan twee weken zijn verstreken. Het beroep is gegrond, en de rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.