ECLI:NL:RBDHA:2024:2222

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
NL24.5082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortduren van de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 februari 2024, wordt de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser beoordeeld. De maatregel van bewaring is opgelegd op 23 oktober 2023 en is eerder getoetst op 5 december 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 februari 2024 aangegeven dat er 75 dagen zijn verstreken zonder dat er beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 15 februari 2024 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting behandeld zou worden.

De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding zouden geven om de bewaring op te heffen. De geplande uitzetting van eiser op 22 februari 2024 wordt zorgvuldig voorbereid, wat door eiser is bevestigd. De rechtbank ziet geen grond om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5082

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser], eiser, v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. R.P. van Empel-Bouman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 23 oktober 2023 en duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder – bij uitspraak van
5 december 2023 – getoetst. [1]
1.2.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 8 februari 2024 laten weten dat 75 dagen zijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarom heeft de staatssecretaris verzocht om te beoordelen of de bewaring kan voortduren (de kennisgeving). Daarbij heeft de staatssecretaris een voortgangsrapportage overlegd. Eiser heeft op die voortgangsrapportage gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 15 februari 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zal worden behandeld. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit
oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [3]
5. Uit de uitspraak van 5 december 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 28 november 2023) rechtmatig is.
Eisers reactie op de voortgangsrapportage
6. De rechtbank is van oordeel dat er door eiser in de reactie op de voortgangsrapportage geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die voor de staatssecretaris aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. Namens eiser is namelijk verklaard dat, voor zover hij kan overzien, de geplande uitzetting op 22 februari 2024 zorgvuldig wordt voorbereid met een warme overdracht aan psychiater en hulpverlening.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Ambtshalve toetsend ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens evenmin grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de voortduring van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.