Op 30 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.45563, NL24.45564 en NL24.45565, waarin eisers beroep aantekenen tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen van 31 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk gegrond zijn en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie in gebreke is gebleven om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvragen te beslissen, en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvragen van eisers. Daarnaast is er een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 437,50, die de minister dient te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.